Thema 4 taak 1

Thema 4 Lekker!
Taak 1: Wat eten we vanavond?

Wat gaan we doen: introductie nieuw thema /  meervoud / niet - geen / Link doe de taak
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 1 min

Éléments de cette leçon

Thema 4 Lekker!
Taak 1: Wat eten we vanavond?

Wat gaan we doen: introductie nieuw thema /  meervoud / niet - geen / Link doe de taak

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Link: wat eten we vanavond?
1. Waar is Katinka? 
2. Wat eten ze vanavond? 
3. Wat hebben ze nog in huis? 
4. Wat moet ze nog kopen? 
5. Wat eten ze bij de soep? 
6. Wat nemen ze voor toetje? 
7. Wat drinken ze?

Slide 4 - Diapositive

Ontkenning: 

Met het woord niet wordt meestal de hele zin of een groot deel van de zin ontkend. 

Met het woord geen wordt meestal alleen het zelfstandig naamwoord (noun/substantief) dat er vlak achter staat ontkend. 

Voorbeelden
•    Ik heb een telefoon. Ik heb geen telefoon.
•    Ik heb een pen. Ik heb geen pen.
•    Ik heb honger. Ik heb geen honger.
•    Ik heb honden. Ik heb geen honden.
•    Ik ga naar school. Ik ga niet naar school.
•    Ik werk hard. Ik werk niet hard.

Slide 5 - Diapositive

Geen

Het woord geen betekent eigenlijk 'niet een' en wordt meestal voor het zelfstandig naamwoord (noun/substantief) gebruikt.

•    Ik heb een appel. Ik heb geen appel.
•    Ik heb een kat. Ik heb geen kat.
•    Ik heb een nieuwe fiets. Ik heb geen nieuwe fiets.

Je kunt soms in plaats van geen ook 'niet een' gebruiken, maar dat is niet zo gebruikelijk én er is soms een heel klein betekenisverschil. Dus als je 'niet een' wilt gebruiken, kun je beter geen gebruiken.

Slide 6 - Diapositive

Niet

Het woord niet wordt gebruikt om een zin of woordgroep te ontkennen.

•    Ik hou van je. Ik hou niet van je.
o    niet houden van
•    Ik lust graag appels. Ik lust niet graag appels.
o    niet lusten
•    Waar is je jas? Ik heb mijn jas niet.
o    niet hebben
•    De hond is lief. De hond is niet lief.
o    niet lief zijn

Slide 7 - Diapositive

Plaats van 'niet' in de zin

Let op: niet kan op verschillende plaatsen in de zin staan, maar er is vaak een belangrijk betekenisverschil.

•    Niet alle leerlingen waren op tijd.
o    Sommige leerlingen waren te laat.
•    Alle leerlingen waren niet op tijd.
o    Alle leerlingen waren te laat.

•    Niet al de chocolade was opgegeten. 
o    Er was nog chocolade over.
•    Al de chocolade is niet opgegeten.
o    Al de chocolade is over.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

Slide 11 - Lien