TaalCompleet A2 les 1.2

Taalcompleet thema 1
Verhuizen herhaling

Oefenen met woordvolgorde, bijvoegelijke naamwoorden en de trap van vergelijking.
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Taalcompleet thema 1
Verhuizen herhaling

Oefenen met woordvolgorde, bijvoegelijke naamwoorden en de trap van vergelijking.

Slide 1 - Diapositive

een appel
Liselot
elke dag
koopt

Slide 2 - Question de remorquage

leer
morgen
voor de toets
ik

Slide 3 - Question de remorquage

een feest
volgende week
Bas
geeft

Slide 4 - Question de remorquage

ik
naar Egypte
ga
over drie weken

Slide 5 - Question de remorquage

wil
naar het feest
vanavond
Anna

Slide 6 - Question de remorquage

elke avond
zij
zwemmen
in de zee

Slide 7 - Question de remorquage

rennen
over het strand
de honden
al twee uur

Slide 8 - Question de remorquage

Henk
om 12 uur
een appel
eet

Slide 9 - Question de remorquage

was
in de bergen
vorig jaar
zij

Slide 10 - Question de remorquage

Wat is goed?
A
Ik woon al 20 jaar in Nederland.
B
Ik woon pas 20 jaar in Nederland.

Slide 11 - Quiz

Wat is goed?
A
Ik ben al 5 minuten aan het werk.
B
Ik ben pas 5 minuten aan het werk.

Slide 12 - Quiz

De stoel is zwart
De .......... stoel
A
zwarte
B
zwart

Slide 13 - Quiz

De kast is groot
De ....... kast
A
groot
B
grootte
C
grote

Slide 14 - Quiz

Het haar is grijs
Het ....... haar
A
grijse
B
grijze
C
grijs

Slide 15 - Quiz

De roos is rood
De .......... roos

Slide 16 - Question ouverte

Zinnen maken: goed of fout?
1. Morgen ik ga naar de markt.
2. Hij heeft een boek gelezen gisteren.
3. Zij heeft gekocht een nieuwe jas.
4. We gaan naar de bioscoop vanavond.
5. Hij woont in Amsterdam sinds 2019.

Slide 17 - Diapositive

Antwoorden
1. Fout.
2. Fout.
3. Fout.
4. Goed.
5. Goed.

Slide 18 - Diapositive

Zinnen maken
Bij de vorige opdracht waren er drie zinnen fout:
Hoe kun je er een goed lopende zin van maken?

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Schrijf de vergrotende en overtreffende trap van: leuk

Slide 21 - Question ouverte

Een auto gaat ......... een fiets.

Slide 22 - Question ouverte


Schrijf de vergrotende en overtreffende trap van: lief

Slide 23 - Question ouverte