Dinsdag 10 december

Dinsdag 10 december

We beginnen met lezen.
Vandaag leer je bijvoeglijke naamwoorden spellen.


1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Dinsdag 10 december

We beginnen met lezen.
Vandaag leer je bijvoeglijke naamwoorden spellen.


Slide 1 - Diapositive

Geniet van je boek!

Slide 2 - Diapositive

Wat is ook alweer het
bijvoeglijke naamwoord?

Slide 3 - Carte mentale

Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. Vaak staat een bijvoeglijk naamwoord direct voor een zelfstandig naamwoord.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte vorm en een lange vorm (met een e): 
leuk en leuke; groot en grote; duf en duffe.

Je zegt: De vakantie was leuk. Het was een leuke vakantie.

Slide 6 - Diapositive

Zo maak je de lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord
1. Zet een e achter het woord:
– dwars → dwarse; dicht → dichte; zwart → zwarte.
2. Verdubbel de laatste letter en zet een e achter het woord:
– vet → vette; wit → witte; zwak → zwakke.
3. Haal een a, e, o of u weg en zet een e achter het woord:
– traag → trage; bleek → bleke; groot → grote; puur → pure.
4. Verander een f in een v of een s in een z en zet een e achter het woord:
– actief → actieve; grijs → grijze.
5. Combineer die laatste twee manieren:
– gaaf → gave; waardeloos → waardeloze.

Slide 7 - Diapositive

Sommige bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een trema (twee puntjes boven een klinker): presidentieel → presidentiële. Daarmee geef je aan dat bij die klinker een nieuwe lettergreep begint. Zo voorkom je dat het woord verkeerd wordt uitgesproken.

Slide 8 - Diapositive

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal iets is gemaakt. Het heeft één vorm en eindigt vaak op en (een koperen gesp), behalve als het woord uit een andere taal komt (een rotan stoel) of een stof aanduidt die nog niet zo lang bestaat (een acryl vest).

Slide 9 - Diapositive

Aan de slag

Cursus 7, paragraaf 2; opdracht 1, 2, 3, 4, 5 en 6

LEES GOED DE OPDRACHTEN!!
HUISWERK VOOR DINSDAG 17 DECEMBER.

Slide 10 - Diapositive