Leerjaar 2 H6: meervouden

Welkom!

Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint:

  • lesboek Nieuw Nederlands blz. 168
  • collegeblok/schrift
  • pen
timer
2:00
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom!

Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint:

  • lesboek Nieuw Nederlands blz. 168
  • collegeblok/schrift
  • pen
timer
2:00

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen 
Ik kan meervouden die op -en & -s eindigen goed spellen.
Ik kan meervouden die eindigen op -ee of -ie goed spellen.

Slide 2 - Diapositive

Lesplanning
  • opening/welkom
  • stil lezen
  • startopdracht
  • theorie blz. 168.
  • maken opdrachten blz. 168-169.
  • nakijken opdracht 4 blz. 169.

Slide 3 - Diapositive

Zoveel mogelijk
Kijk om je heen in het klaslokaal. Vul in twee minuten zo veel mogelijk dingen in waarvan je er twee of meer ziet. Vul de dingen in het meervoud in. Wie heeft de meeste genoteerd?
timer
2:00

Slide 4 - Diapositive

Welke horen bij elkaar?
Deel deze woorden in 3 groepjes van 3 woorden in. Waarom heb je dat zo gedaan? Tip: denk aan het meervoud.

sticker-zee-droom-spelletje-lamp-twee-knie-druif-vakantie

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Lien

Aant. bij blz. 168 Meervouden
Zet -s achter het woord:
Bijvoorbeeld: sticker – stickers; spelletje – spelletjes; vakantie – vakanties.
Meestal moet de -s aan het woord vast. Gebruik ’s als je het woord anders verkeerd uitspreekt en na -y: echo – echo’s; taxi – taxi’s; menu – menu’s; ijslolly – ijslolly’s.

Slide 7 - Diapositive

Aant. bij blz. 168 Meervouden
Zet -en achter het woord:
Bijvoorbeeld: lamp – lampen; tent – tenten; touw – touwen.
Soms moet je ook iets anders veranderen. Bijvoorbeeld:
droom – dromen; mug – muggen; druif – druiven; kaas – kazen.

Slide 8 - Diapositive

Aant. bij blz. 168 Meervouden
Zet -ën achter het woord:
Dit moet bijna altijd bij een woord dat eindigt op -ee of -ie. Bijvoorbeeld:
zee – zeeën; twee – tweeën; knie – knieën..

Slide 9 - Diapositive

Opdracht 1 blz. 168
timer
5:00

Slide 10 - Diapositive



Wat?
  • H6 TV: opdr. 2,3,4 en 5.

Hoe?
  • Boek blz. 168-169.
  • Of online > planning.

Klaar? 
  • Lezen in je leesboek
  • Numo



Heb je hulp nodig?
Kijk eerst naar het stoplicht.
 


Rood? Stil. 
Stel je vraag aan de docent (alleen als je echt niet verder kunt).
Geel? Fluisterniveau. 
Vraag diegene naast je.
Groen? Fluisterniveau. 
Vraag diegene naast je of de docent.

Aan het werk
timer
15:00

Slide 11 - Diapositive

Opdracht 4 blz. 169.
Luister goed naar elkaar.


Bespreken

Slide 12 - Diapositive

Huiswerk

Leren: 

Theorie blz. 168.


Maken:

Afmaken opdr. 2 t/m 5 blz. 168-169.


Slide 13 - Diapositive