29-11-21 'er' plaats/hoeveelheid

Francien van Beusekom
Maandag 29 november
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Francien van Beusekom
Maandag 29 november

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we vandaag doen?
  • Hoe was het in het Rijksmuseum?
  • De dag van vandaag
  • Agenda
  • Disk-lukt het bij iedereen?
  • Het woordje 'er'
  • Rijksmuseum quiz van......
  • Disk thema het uiterlijk
  • Morgen bibliotheekpas mee

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Morgen
Poezie poster af
Bibliotheekpas mee

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe was het in Het Rijksmuseum?
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijd van wereldoorlogen
1900-1950

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Lien

Deze slide is alleen om even te laten zien waar we op de tijdlijn zitten. Ik zou niet de hele tekst lezen.
Opdracht 7

Kijk naar dit filmpje, geef antwoord op de volgende vragen:
-In welk land ontstond de Eerste Wereldoorlog?
-Welke landen stonden er tegen elkaar?
-Wat was de rol van Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog?
-Wanneer is de Eerste Wereldoorlog afgelopen?

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Link naar high speed filmpje
https://schooltv.nl/video/high-speed-history-wat-is-de-eerste-wereldoorlog/#q=high%20speed%20history

Slide 8 - Diapositive

Lukt niet om deze link in te voegen heel gek....

Opdracht 7

Schrijf nu je antwoord op:
-In welk land ontstond de Eerste Wereldoorlog?
-Welke landen stonden er tegenover elkaar?
-Wat was de rol van Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog?
-Wanneer is de Eerste Wereldoorlog afgelopen?

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 8

Kijk naar dit filmpje, geef antwoord op de volgende vragen:
-Wanneer werd Nederland door Duitsland aan gevallen?
-Waarom werd Rotterdam gebombadeerd?
-Waarom gaf Nederland zich over?
-Hoe lang duurde de Tweede Wereldoorlog?

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 8

Schrijf nu je antwoord op:
-Wanneer werd Nederland door Duitsland aan gevallen?
-Waarom werd Rotterdam gebombadeerd?
-Waarom gaf Nederland zich over?
-Hoe lang duurde de Tweede Wereldoorlog?

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mondriaan
1872-1944
....... gaat jullie iets over hem vertellen.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het woordje 'er'
In tijd en plaats

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Dus: het woordje 'er' gebruik je:
Op de plek van hier of daar:
Ik woon in Hoofddorp, ik woon er al lang.
Er zit een gat in je sok, hoelang zit dat gat er al?
Ik ben de klas uitgestuurd, ik mag er niet meer in.
Er staat altijd achter de persoonsvorm.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbeter deze zin met het woord er :
Mijn broer is al lang.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbeter deze zin met het woord er :
Ik durf niet heen.

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef antwoord met het woord er :
Was de kermis in Hoofddorp?

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef antwoord met het woord er :
Ben je in Parijs geweest?

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef antwoord met het woord er :
Waren jullie in de les?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef antwoord met het woord er :
Ligt mijn telefoon in de klas?

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Dus: het woordje 'er' gebruik je:
Als het gaat om een hoeveelheid:
Heb jij knikkers? Ja, ik heb er drie.
Hoeveel mensen komen er?
Was er veel geld over?
Er staat altijd achter de persoonsvorm.

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbeter deze zin met het woord er :
Heb jij een pen?
Nee, ik heb geen.

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbeter deze zin met het woord er :
Hoeveel leerlingen zijn op school?

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbeter deze zin met het woord er :
Waar zijn de worstjes?
Ik heb geen op.

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef antwoord met het woord er :
Heb jij een pen?

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef antwoord met het woord er :
Hebben jullie een euro voor mij?

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef antwoord met het woord er :
Hoeveel fouten heb je?

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk
Maken de Taalschool bladzijde 81 t/m 84

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Quiz Rijksmuseum van......

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Disk thema: het uiterlijk

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het uiterlijk
Als je iets zegt over het uiterlijk van iemand, dan kan dit 
positief (goed) of negatief (slecht) zijn.

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het uiterlijk van mevrouw Francien

Slide 35 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Het uiterlijk
  • de kleding
  • de kleur van de kleding
  • de stof van de kleding 
  • hoe lang iemand is
  • kleur haar
  • kleur ogen

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie beschrijf ik? Schrijf de naam van de leerling op.

Slide 37 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie beschrijf ik? Schrijf de naam van de leerling op.

Slide 38 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie beschrijf ik? Schrijf de naam van de leerling op.

Slide 39 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie beschrijf ik? Schrijf de naam van de leerling op.

Slide 40 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie beschrijf ik? Schrijf de naam van de leerling op.

Slide 41 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Je mening geven over iemands uiterlijk
Je kan zeggen wat je ziet van iemands uiterlijk.

Daarna kan je ook zeggen wat je daar van vindt.

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 
Werk in tweetallen. Je gaat raden wat de andere leerling vindt. Schrijf je antwoorden op het papier. Als je allebei klaar bent, bespreek je de antwoorden. Klopte dat wat je dacht?

Slide 43 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De vragen
  1. Welke kleuren draagt hij/zij graag?
  2. Vindt hij/zij kleren belangrijk?
  3. Vindt hij/zij merkkleding belangrijk?
  4. Waaraan geeft hij/zij het meeste geld uit? (broeken, t-shirts, schoenen, make-up etc.) 
  5. Gaat hij/zij vaak naar de kapper? 
  6. In welke winkels koopt hij/zij graag kleren, schoenen, make-up of iets anders?
  7. In welke winkel zou hij zij nooit iets kopen? Waarom niet? 

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 
Vul op de lijntjes een kleur in.
Ik vind ---------- mooi.
Ik vind ---------- mooier.
Ik vind ---------- het mooist.

Slide 45 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 
Vul op de lijntjes de naam van een winkel in.
  
Ik koop vaak kleding bij ________
Ik koop vaker kleding bij _______
Ik koop het vaakst kleding bij __________

Slide 46 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 
Vul op de lijntjes een kledingstuk in.
Ik geef veel geld uit aan
________
Ik geef meer geld uit aan
______
Ik geef het meeste geld uit aan_______________ 

Slide 47 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stellingen
Wat vind jij van deze stellingen?

Slide 48 - Diapositive

Er staan 3 stoelen 2 stoelen zijn bezet, deze leerlingen discussiëren over de stelling. Als een leerling mee wil doen aan de discussie gaat hij/zij op de lege stoel zitten. Op dat moment moet een ander de stoel verlaten en zo ontstaat er weer een lege stoel.
Met mooie kleren ben je populair.

Slide 49 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Op school moet iedereen een uniform dragen.

Slide 50 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

50 euro per maand is genoeg om er leuk uit te zien.

Slide 51 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Je kleding vertelt wie je bent.

Slide 52 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 53 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Morgen bibliotheekpas mee

Slide 54 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions