Vragen maken

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Vragen maken

stap 1

Komt in de zin 1 van de volgende werkwoorden voor?

am, is, was, were

can, could, will, would

must, should, may, ought to

Is het antwoord JA, begin de vraag met dat werkwoord.

voorbeelden

I am 16 years old.

Am I 16 years old?

She can help her.

Can she help her?

stap 2

Is het antwoord op de vraag Nee, dan begin je de vraag met Do, Does (tt) of Did (vt).

voorbeelden

I walk to school.

Do I walk to school?

He walks to school.

Does he walk to school.

He walked to school.

Did he walk to school?

Uitzondering

Staat er have of has in de zin 

dan begint de vraagzin met Do of Does.

Voorbeeld:

He has blue hair

Does he have blue hair?

Staat er have of has + een voltooid deelwoord in de zin dan begint de vraag met Have of Has.

Voorbeeld:

I have got new clothes.

Have I got new clothes?

Maak vragend
Julia has got a little sister.

He worked at the supermarket yesterday.

She plays a part in a musical.

I should help her.

I eat an apple.

Maken slim stampen 

extra oefenen grammar 2

4 x 70 procent of hoger

Let ook op Negative Questions (n't)