Examenquiz deel 2

Examenquiz deel 2
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 55 min

Éléments de cette leçon

Examenquiz deel 2

Slide 1 - Diapositive

Kroonblad
Vruchtbeginsel
helmdraad
Stempel
Stijl
helmknop

Slide 2 - Question de remorquage

Windbloemen
Insecten
bloemen

Slide 3 - Question de remorquage

Tweeslachtige bloem
Eenslachtige bloem (mannelijk)
Eenslachtige bloem (vrouwelijk)

Slide 4 - Question de remorquage

Hoe noem je het samensmelten van een stuifmeelkorrel en een eicel?
A
Bestuiving
B
Bevruchting

Slide 5 - Quiz

Wat hoort niet bij een insectenplant?
A
Diepe bloemen
B
Gekleurde bloemen
C
Lekkere geur
D
Meeldraden buiten de bloem

Slide 6 - Quiz

Wat hoort bij niet bij ongeslachtelijke voortplanting bij planten?
A
Wortelstokken
B
Uitlopers
C
Bollen
D
Zaden

Slide 7 - Quiz

Hier zie je..
A
Ongeslachtelijke voortplanting
B
Geslachtelijke voortplanting

Slide 8 - Quiz

Als een plant bloemen heeft dan kan deze plant altijd...
A
Geslachtelijk voortplanten
B
Ongeslachtelijk voortplanten

Slide 9 - Quiz

Uit welk deel van de plant groeit een vrucht?
A
Vruchtbeginsel
B
Zaadbeginsel
C
Stempel
D
Stamper

Slide 10 - Quiz

Als stuifmeel op de stempel van een plant van dezelfde soort komt dan noemen we dit...
A
Bevruchting
B
Bestempeling
C
Bestuiving
D
Innesteling

Slide 11 - Quiz

Vruchtwater
Baarmoeder
Navelstreng
Placenta

Slide 12 - Question de remorquage

Vruchtwaterpunctie
Vlokkentest
Echoscopie

Slide 13 - Question de remorquage

Primair geslachtskenmerk
Secundair Geslachtskenmerk
Borsthaar
Baard in de keel
Schaamhaar
Schaamlippen
Balzak
Penis
Borsten
Vagina

Slide 14 - Question de remorquage

Waar worden zaadcellen gemaakt?
A
Bijbal
B
Teelbal
C
Zaadblaasje
D
Prostaat

Slide 15 - Quiz

Waar worden eicellen gemaakt?
A
Eierstok
B
Teelbal
C
Eileider
D
Baarmoeder

Slide 16 - Quiz

Het samensmelten van een eicel een een zaadcel noem je:
A
Bestuiving
B
Bestempeling
C
Bevruchting
D
Innesteling

Slide 17 - Quiz

Wat komt er door de urinebuis van de man?
A
Urine
B
Sperma
C
Urine en sperma

Slide 18 - Quiz

De Pil stopt de
A
Eisprong/ovulatie
B
Bevruchting
C
Innesteling
D
Zaadlozing

Slide 19 - Quiz

Wat is innesteling?
A
Samensmelten van de zaadcel en eicel
B
Vastzetten van de eicel in het baarmoederslijmvlies

Slide 20 - Quiz

Wat is de volgorde van een bevalling?
Indaling
Weeën
Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte

Slide 21 - Question de remorquage

Maak een correcte voedselketen

Slide 22 - Question de remorquage

Consument
Producent
Reducent

Slide 23 - Question de remorquage

Nodig voor fotosynthese
Wordt geproduceerd bij fotosynthese
Licht
Water
Koolstofdioxide
Zuurstof
Glucose

Slide 24 - Question de remorquage

Fotosynthese vindt plaats in de...
A
Bladgroenkorrels
B
Celkern
C
Wortels
D
Vacuole

Slide 25 - Quiz

Koolstofdioxide komt de plant binnen via de...
A
Wortels
B
Huidmondjes
C
Stengels
D
Bloemen

Slide 26 - Quiz

Wie doet aan fotosynthese?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 27 - Quiz

Wie doet aan verbranding?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 28 - Quiz

Nodig voor verbranding
Ontstaat bij verbranding
energie
Zuurstof
Koolstofdioxide
Water
Glucose

Slide 29 - Question de remorquage

Organisch of anorganisch ? 
Sleep de woorden naar de juiste categorie.
Anorganisch
Organisch
water
glucose
zetmeel
zuurstof
eiwit
Koolstofdioxide
Ijzer
Bladgroen

Slide 30 - Question de remorquage

Organen
Weefsel
Orgaanstelsel
Organisme
Cellen

Slide 31 - Question de remorquage

Verteringsstelsel
Zenuwstelssel
Bloedvatenstelsel
Ademhalingsstelsel
Spierstelsel

Slide 32 - Question de remorquage

Blinde darm
Dikke darm
Dunne darm
Endeldarm
12vingerige darm
Anus
Alvleesklier

Slide 33 - Question de remorquage

1
2
3
4
5
6
7
8
keelholte
slokdarm
huig
strotklepje
luchtpijp
neusholte
tong
mondholte

Slide 34 - Question de remorquage

De huig...
A
Sluit de neusholte af
B
Sluit de luchtpijp af

Slide 35 - Quiz

Sleep de woorden aan de rechterkant naar de juiste plek bij het longblaasje
Longblaasje
Zuurstof
Rode bloedcel
Zuurstofarm bloed
Zuurstofrijk bloed
Lucht
Koolstofdioxide

Slide 36 - Question de remorquage

Sleep de bloedvaten onder het juiste plaatje
1
2
3
Ader
Slagader
Haarvaten

Slide 37 - Question de remorquage

Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplasma
Bloedplaatjes

Slide 38 - Question de remorquage

Welk bloedvat geeft het hart zuurstof?
A
De hartslagader
B
De kransslagader
C
De kransader
D
De hartader

Slide 39 - Quiz

Wat doen de kleppen in de aders?
A
Voorkomen dat het bloed terugstroomt
B
Duwen het bloed vooruit
C
Geven stevigheid aan de ader
D
Duwen het bloed naar buiten het bloedvat

Slide 40 - Quiz

Grote hersenen
Ruggenmerg
Hersenstam
Kleine hersenen

Slide 41 - Question de remorquage

Als je je ergens bewust van wordt dan doe je dat met je...
A
Kleine hersenen
B
Hersenstam
C
Ruggenmerg
D
Grote hersenen

Slide 42 - Quiz

Je evenwicht bewaar je met je...
A
Kleine hersenen
B
Hersenstam
C
Ruggenmerg
D
Grote hersenen

Slide 43 - Quiz

Reflexen gaan via..
A
Ruggenmerg (als het onder de nek gebeurt)
B
Hersenstam (als het in je hoofd gebeurt)
C
Grote hersenen
D
Kleine hersenen

Slide 44 - Quiz

Sommige reacties moeten zo snel dat het signaal niet eerst langs de hersenen gaat. Dit noemen we reflexen. Geef de juiste route voor de impuls bij een reflexboog. 
Schakelcel
Zintuigcel
Bewegings-zenuwcel
Gevoels-zenuwcel
Spiercel

Slide 45 - Question de remorquage

Staafjes en kegeltjes vinden we in...
A
Oog
B
Oor
C
Neus
D
Tong

Slide 46 - Quiz

Wat is een prikkel?
A
Iets wat je van buiten opvangt
B
Een stroompje over een zenuwcel

Slide 47 - Quiz

Het is donker, Je pupil is...
A
Groot
B
Klein

Slide 48 - Quiz

Het veranderen van je pupil noem je..
A
Het oogreflex
B
Het pupilreflex
C
Het lichtreflex

Slide 49 - Quiz

Hoe heet het aanpassen van de ooglens waardoor je ver en dichtbij scherp ziet?
A
Adaptatie
B
Accomoderen
C
Aanpassing
D
Lensverdraaiing

Slide 50 - Quiz