Teksten lezen, week 5 > Ameland

Teksten lezen, week 5
Ameland
stap 20
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Teksten lezen, week 5
Ameland
stap 20

Slide 1 - Diapositive

Na deze les:

* Heb je geleerd dat er verschillende tekststructuren bestaan.
* Heb je geoefend met de probleem-oplossingsstructuur.
* Heb je een mening gevormd over een tweetalige opvoeding door ouders die een dialect spreken.

Slide 2 - Diapositive

Hoe goed is jouw kennis van de Nederlandse dialecten? Hieronder staan de namen van dieren in verschillende dialecten (Limburgs, Sallands en Gronings).
Sleep het 'platte' beest naar de juiste Nederlandse beschrijving.
bij
oorwurm
bok
pissebed
kabouter
vlinder
lieveheersbeestje
mier
wesp
gaffeltang (Sal.)
iem(e) (Gr.)
soater (Gr.)
eerdmaanje (Gr.)
keldermot (Sal.)
pieëpel (Lim.)
sjmoutwurmpke (Lim.)
moomijt (Lim.)
wepse (Sal.)

Slide 3 - Question de remorquage

Ken jij woorden in een dialect?
Schrijf er hieronder drie op.

Slide 4 - Question ouverte

De tekst die bij de vragen in deze les hoort, vind je in de drive in het mapje van jouw Waddeneiland.
Kijk bij week 5.

Slide 5 - Diapositive

Lees de tekst 'Dialect en kansen op de arbeidsmarkt'.
Wat is de functie van het stuk tekst onder 'Logopedie' (r. 6-14)?
A
anekdote bij de introductie
B
uitleg bij de introductie
C
voorbeeld bij de introductie

Slide 6 - Quiz

In het stukje tekst onder 'Lagere status' (r. 16-29) staan drie meetbare gevolgen van het spreken van dialect voor de sprekers ervan.
Welke drie zijn dat?

Slide 7 - Question ouverte

Volgens taalwetenschapper Frans Hinskens is discriminatie van dialectsprekers te verklaren vanuit de ontstaansgeschiedenis van Nederland.
Leg dit in je eigen woorden uit.

Slide 8 - Question ouverte

Volgens het tekstje in het kader 'Dialect of accent?' betekent het hebben van een accent of het spreken van een dialect niet hetzelfde. In de tekst wordt het door elkaar gebruikt. Welke van de twee wordt in de tekst bedoeld?
Leg je antwoord uit.

Slide 9 - Question ouverte

Hoe komt het dat het percentage dialectsprekers in Nederland afneemt? (r. 47)

Slide 10 - Question ouverte

Wat verstaat Frans Hinskens van het Meertens Instituut onder een ‘tussentaal’ (r. 50)?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Vidéo

De tekst 'Dialect en kansen op de arbeidsmarkt' heeft een probleem-oplossingsstructuur.
In de drive vind je een schematische weergave van deze structuur. Neem deze over en vul hem verder in. Upload hieronder een foto van je werk.

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Vidéo

Open de hotspot en lees de informatie. Deze (en de informatie uit het filmpje op de vorige slide) heb je nodig voor de volgende vraag.
Met of zonder dialect opvoeden?

Slide 15 - Diapositive

Hoogleraar Gerbert Kraaykamp zegt dat een tweetalige opvoeding heel belangrijk is, als je wilt dat je kind het later ver schopt. Ook in de interviews met de dialectsprekers hoor je dat hun dialect soms voor problemen zorgt.
Vind jij dat je als ouder thuis gerust dialect kunt spreken, maar dat je je kind aan moet leren dat het in een andere situatie beter is om Standaardnederlands te spreken?
Geef minimaal drie argumenten bij je mening, twee objectieve en een subjectieve. Gebruik signaalwoorden als 'want', 'omdat' en 'namelijk'.

Slide 16 - Question ouverte

Wat heb je geleerd?

* Je hebt geleerd dat er verschillende tekststructuren bestaan.
* Je hebt geoefend met de probleem-oplossingsstructuur.
* Je hebt een mening gevormd over een tweetalige opvoeding door ouders die een dialect spreken.

Slide 17 - Diapositive

Wat bereid je voor voor de volgende les?

Voor het assessment houd je een betogende voordracht over dialecten.
Zoek zoveel mogelijk informatie over dialecten. Wat zijn belangrijke zaken als we het over dialecten hebben?
Wat vind jij van die zaken? Noteer je mening en je argumenten.

Slide 18 - Diapositive