Teksten lezen, week 5 > Texel; Vlieland; Terschelling

Teksten lezen, week 5
Texel - Vlieland - Terschelling
stap 10
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Teksten lezen, week 5
Texel - Vlieland - Terschelling
stap 10

Slide 1 - Diapositive

Na deze les:

* Weet je wat een dialect is.
* Heb je de stof over feiten en meningen herhaald.
* Heb je een mening gevormd over een tweetalige opvoeding door ouders die een dialect spreken.

Slide 2 - Diapositive

Open de hotspots en lees de informatie. Deze heb je nodig voor de volgende vragen.
Dialect - woordenboek
Dialect - Wikikids

Slide 3 - Diapositive

Wat is een dialect?

Slide 4 - Question ouverte

Schrijf vijf dialecten op die jij kent.

Slide 5 - Question ouverte

Hoe wordt het Nederlands genoemd dat je op
school leert?

Slide 6 - Question ouverte

De tekst die bij de vragen in deze les hoort, vind je in de drive in het mapje van jouw Waddeneiland.
Kijk bij week 5.

Slide 7 - Diapositive

Bekijk de titel en tussenkopjes.
Wat betekent "plat" in Plat Amsterdams?
A
zonder koolzuur
B
zonder hobbels of kuilen
C
dialectisch
D
met weinig smaak

Slide 8 - Quiz

Waarover zal de tekst onder het kopje Liedjes gaan?

Slide 9 - Question ouverte

Lees de hele tekst en beantwoord de vragen.
Welke twee dingen zijn typisch Amsterdams aan Ciske de Rat?

Slide 10 - Question ouverte

Aan welke woord kun je zien dat de titel van de film over Ciske de Rat ook "Ciske de Rat" is?

Slide 11 - Question ouverte

Hoe wordt de taal genoemd die niet Standaardnederlands is?
Noteer alle benamingen.

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen stadsdialect en streekdialect?

Slide 13 - Question ouverte

Waardoor ontstaat er langzamerhand meer waardering voor het dialect?

Slide 14 - Question ouverte

Waarom moet je volgens Sjaak Kroon trots zijn op je dialect?

Slide 15 - Question ouverte

Krijg toch allemaal de kolere (r.1) komt uit het Amsterdams dialect. Wat betekent die zin?
A
Hopelijk overkomt jullie iets naars.
B
Jullie krijgen allemaal nieuwe kleren.
C
Krijg allemaal de ziekte cholera.

Slide 16 - Quiz

Sleep de stad/provincie en de betekenis naar de juiste dialectzin.
Ut zal mèn amme reit roestuh.
Zijde geraokt?
Hold oe kreggel!
Dat ei jzelf ezeid.
Dat hef niks um hakken.
Ken ik ja nait roeken.
Ik werrek me et schompes.
T löp oe in’n drek.
Brabant
Den Haag
Gelderland
Drenthe
Zeeland
Groningen
Rotterdam
Overijssel
Ben je boos?
Het kan me niet schelen.
Het ga je goed.
Dat stelt niks voor.
Dat heb je zelf gezegd.
Dat kan ik toch niet weten.
 Ik werk heel hard.
Het gaat je niet lukken.

Slide 17 - Question de remorquage

Open de hotspot en lees de informatie. Deze heb je nodig voor de volgende vragen.
Algemeen Dagblad, 22 september 2016

Slide 18 - Diapositive

Is het loon van de dialectsprekers een beetje lager of flink lager? Leg je antwoord uit.

Slide 19 - Question ouverte

Waar komen de dialectsprekers vandaan die door werkgevers gediscrimineerd worden?

Slide 20 - Question ouverte

Bestaat de tekst uit het Algemeen Dagblad uit feiten of meningen?
A
alleen feiten
B
alleen meningen
C
feiten en meningen

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Vidéo

Open de hotspot en lees de informatie. Deze (en de informatie uit het filmpje op de vorige slide) heb je nodig voor de volgende vraag.
Met of zonder dialect opvoeden?

Slide 23 - Diapositive

Hoogleraar Gerbert Kraaykamp zegt dat een tweetalige opvoeding heel belangrijk is, als je wilt dat je kind het later ver schopt. Ook in de interviews met de dialectsprekers hoor je dat hun dialect soms voor problemen zorgt.
Vind jij dat je als ouder thuis gerust dialect kunt spreken, maar dat je je kind aan moet leren dat het in een andere situatie beter is om Standaardnederlands te spreken?
Geef minimaal drie argumenten bij je mening. Gebruik signaalwoorden als 'want', 'omdat' en 'namelijk'.

Slide 24 - Question ouverte

Wat heb je geleerd?

* Je weet wat een dialect is.
* Je hebt de stof over feiten en meningen herhaald.
* Je hebt een mening gevormd over een tweetalige opvoeding door ouders die een dialect spreken.

Slide 25 - Diapositive

Wat bereid je voor voor de volgende les?

Voor het assessment houd je een betogende voordracht over dialecten.
Zoek zoveel mogelijk informatie over dialecten. Wat zijn belangrijke zaken als we het over dialecten hebben?
Wat vind jij van die zaken? Noteer je mening en je argumenten.

Slide 26 - Diapositive