5.1 genotype en fenotype

Erfelijkheid
B1 Genotype en fenotype
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Erfelijkheid
B1 Genotype en fenotype

Slide 1 - Diapositive

Erfelijkheid

Slide 2 - Carte mentale

''Dat rode haar heb je van oma''

''zij heeft de ogen van haar vader'' 

''Wat lijk je toch op je moeder''

''Jij en je broer hebben dezelfde neus''

Slide 3 - Diapositive

Genotype
Je genotype bestaat uit duizenden eigenschappen



De informatie van erfelijke eigenschappen ligt in het DNA in de celkernen

Slide 4 - Diapositive

DNA ligt in chromosomen

Slide 5 - Diapositive

DNA
DNA bevat de informatie voor
erfelijke eigenschappen = genen
De bouwsteentjes van DNA vormen
een code.
De volgorde noem je een
DNA-sequentie
een DNA-sequentie vormt een gen



Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

DNA-sequentie
een DNA-sequentie vormt een gen = 
erfelijke eigenschap, bijv. haarkleur
of oogkleur



Slide 8 - Diapositive

chromosomen
chromosomen komen in lichaamscellen in paren voor!
karyogram

Slide 9 - Diapositive

Chromosomenparen
De chromosomen van één cel van een vrouw 
46 chromosomen die paren vormen 


44 autosomen
2 geslachtschromosen
XX = vrouw
XY = man

Slide 10 - Diapositive

2 geslachtschromosomen
alle anderen = autosomen
Chromosomenparen
23 chromosomenparen man


Slide 11 - Diapositive

geslachtscellen = gameten = eicel en zaadcel:
per cel telkens 1 chromosoom van 2 paren getekend!

Slide 12 - Diapositive

Fenotype 
Het fenotype kan altijd veranderen door invloeden uit de omgeving

Bijvoorbeeld;
*haren verven 
*bruin worden in de zomer 
*kleurlenzen dragen 

Slide 13 - Diapositive

Chromosomen bij andere organismen

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Hoe komt het fenotype tot stand?

Slide 16 - Diapositive

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 17 - Quiz

Welke van de twee kan je in je leven veranderen?
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 18 - Quiz

Welk eigenschap heeft te maken met het fenotype?
A
Blond geverfd haar
B
Kort geknipt haar
C
Rossig haar
D
Zowel A, B als C

Slide 19 - Quiz