7.2 en 7.3 zuren en molariteit

Geleidt een moleculaire stof in opgeloste fase?
A
ja
B
nee
1 / 17
suivant
Slide 1: Quiz
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Geleidt een moleculaire stof in opgeloste fase?
A
ja
B
nee

Slide 1 - Quiz

geleidt een zout in opgeloste fase?
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quiz

Ik heb 3 beklerglazen met: A; opgelost C6H12O6 , B; opgelost NaCl en c; opgelost HCl. Welke geleiden?
A
C6H12O6
B
NaCl
C
HCl

Slide 3 - Quiz

proef geleiding

Slide 4 - Diapositive

Welke verklaring kun je bedenken voor het feit dat opgelost HCl stroom geleidt?

Slide 5 - Question ouverte

Zuren
Een brandnetel scheidt mierenzuur af om zichzelf te verdedigen, een citroen bevat citroenzuur, Cola fosforzuur. 
Het zijn allemaal andere stoffen, maar ze hebben iets met elkaar gemeen. Ze geleiden als ze opgelost zijn in water.

Kennelijk bevatten oplossingen van zure stoffen geladen deeltjes.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Alle zuren
  • hebben een zure smaak;
  • beïnvloeden de kleur van zuur‑base‑indicatoren;
  • geleiden elektrische stroom;
  • hebben een pH‑waarde die kleiner is dan 7.

Hoe kunnen we dat op micro niveau verklaren? Ze bevatten allemaal een zelfde deeltje!



Slide 8 - Diapositive

H+ - ionen
De meeste zuren zijn moleculaire stoffen die een H-atoom bevatten. Als je ze oplost in water ontstaan er waterstofionen.  Blijkbaar vindt er een reactie plaats waarbij H+ ontstaat (en een negatief ion overblijft)


Slide 9 - Diapositive

Molariteit (7.3)
De comncentratie van een zuur- of zoutoplossing kun je aangeven met de molariteit (M). 
Molariteit = mol/ Liter

Slide 10 - Diapositive

Zoutzuur (HCl) staat dus ook een H+ ion af in water. Welke 2 ionen bevinden zich in de oplossing?

Slide 11 - Question ouverte

Stel ik los 5 mol NaCl op in 10 liter water, wat is de molariteit? (mol/liter)

Slide 12 - Question ouverte

Uitwerking
Molaritiet = aantal mol stof / aantal liter oplossing
dus, 
5 mol / 10 liter = 0,5 mol/L NaCl

Slide 13 - Diapositive

Hoeveel gram weegt 1 mol suiker?

Slide 14 - Question ouverte

Als ik een suikeroplossing maak met 100g/ 250ml. Wat is dan de molariteit?

Slide 15 - Question ouverte

uitwerking
100g suiker in 250 ml = ? mol suiker per liter?

1) gram suiker --> mol suiker

2)  250 ml --> 1000 ml (1 Liter) 


Slide 16 - Diapositive

Aan de slag!
Alle B en C opgaven, óf de opgaven uit de studiewijzer
succes!

Slide 17 - Diapositive