H13.5 Herhalen zuren, basen en molariteit

Herhaling
 5VWO paragraaf  7.1, 7.2, 4.4 en 7.4

Nodig: schrift, rekenmachine en binas en leerboek.

1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Herhaling
 5VWO paragraaf  7.1, 7.2, 4.4 en 7.4

Nodig: schrift, rekenmachine en binas en leerboek.

Slide 1 - Diapositive

Lees de leerdoelen van 7.1   Zure en basische oplossingen

    Slide 2 - Diapositive

    Sleep de termen naar de juiste plaats op de pH schaal.
    zure oplossing
    neutrale oplossing
    basische oplossing

    Slide 3 - Question de remorquage


    Noteer de naam van de leerling met het juiste idee.

    Slide 4 - Question ouverte

    Maak deze zin af:

    Een zuur is ...

    Slide 5 - Question ouverte

    Maak deze zin af:

    Een basische oplossing bevat ...

    Slide 6 - Question ouverte

    BASE
    ZUUR
    Zuur of base? Sleep de formules naar het juiste vak. 

    Slide 7 - Question de remorquage

    Ethaanzuur kan .... H+ ionen afstaan
    A
    4
    B
    3
    C
    2
    D
    1

    Slide 8 - Quiz

    Oxaalzuur kan .... H+ ionen afstaan
    A
    4
    B
    3
    C
    2
    D
    1

    Slide 9 - Quiz

    Hieronder staan formules van zuren en van zuurrest ionen. Sleep de formules naar de juiste naam.
    chloride-ion
    fosfaation
    fosforzuur
    zwavelzuur
    acetaation
    nitraation
    carbonaation
    sulfaation
    koolzuur
    salpeterzuur
    azijnzuur
    waterstofchloride

    Slide 10 - Question de remorquage


    Als je het gas HCl door water leidt, ontstaat de oplossing die hiernaast schematisch is weergegeven. Deze oplossing heet zoutzuur.

    Je noteert zoutzuur als:
    A
    H3O+(aq)+Cl(aq)
    B
    H3O+(g)+Cl(g)
    C
    HCl(aq)
    D
    HCl(g)

    Slide 11 - Quiz

    Wat is er fout gegaan bij de notatie van de vergelijking over het oplossen van perchloorzuur (HClO4 (l)) in water?

    HClO4 (aq)+ H2O (l)-> ClO4 (aq) + H3O (aq)

    Slide 12 - Question ouverte

    Hieronder staan formules van basen en de geconjugeerde zuren. Sleep de formules naar de juiste naam.
    hydroxide-ion
    oxide-ion
    ammoniak
    carbonaation
    waterstofcarbonaation
    koolzuur
    ammoniumion
    natronloog
    kaliloog
    kalkwater
    Na+ (aq) + OH-(aq)
    K+ (aq) + OH-(aq)
    Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq)

    Slide 13 - Question de remorquage

    Watermoleculen kunnen zowel een H+ ion opnemen als een H+ ion afstaan.
    In de stof water zullen watermoleculen daardoor met elkaar reageren:


    Noteer de evenwichtsvoorwaarde voor dit evenwicht
    H2O(l)+H2O(l)H3O+(aq)+OH(aq)

    Slide 14 - Question ouverte

    Wanneer je een zure oplossing verdunt met water ...
    A
    ... wordt de pH lager.
    B
    blijft de pH gelijk.
    C
    ... wordt de pH hoger.

    Slide 15 - Quiz

    Een oplossing met pH = 2,0 wordt 10x verdund. Wat wordt de nieuwe pH?
    A
    pH = 0,20
    B
    pH = 1,0
    C
    pH = 3,0

    Slide 16 - Quiz

    De pH van een zure oplossing is 4,18.
    Bereken [H3O+ (aq)] in het juiste aantal significante cijfers.

    Slide 17 - Question ouverte

    In 1,00 L water wordt 4,5x10-3 mol NaOH opgelost. Bereken de pH in het juiste aantal significante cijfers.

    Slide 18 - Question ouverte

    Tommy wil de pH bepalen van een oplossing. Hij mengt in 4 reageerbuizen steeds een beetje oplossing met een indicator.
    Geef zo precies mogelijk aan tussen welke grenzen de pH van de oplossing ligt. Gebruik binas T52A.
    A
    3,8 < pH < 5,5
    B
    3,8 < pH < 4,4
    C
    5,4 < pH < 5,5
    D
    4,4 < pH < 4,8

    Slide 19 - Quiz

    YESSSS!

    paragraaf 7.1 is klaar!






    Slide 20 - Diapositive

    Lees de leerdoelen van 7.2   Sterk en zwak

      Slide 21 - Diapositive


      A
      Dat doen de moleculen van salpeterzuur die in de oplossing bewegen.
      B
      Salpeterzuur is een sterk zuur en splitst in ionen en die kunnen bewegen in de oplossing
      C
      Omdat de oplossing een hoge pH heeft
      D
      Waterstof reageert met het negatieve ion

      Slide 22 - Quiz

      Ik los 1,0 mol van een sterk zuur en 1,0 mol van een zwak zuur op in water.

      Welke oplossing geleidt de stroom het beste en waarom?

      Slide 23 - Question ouverte

      Slide 24 - Diapositive

      Wat is de juiste notatie van een oplossing van fosforzuur?
      Tip: kijk in tabel 49 of fosforzuur een sterk of zwak zuur is.
      A
      H3PO4(aq)
      B
      H3O+(aq)+H2PO4(aq)

      Slide 25 - Quiz

      Wat is de juiste notatie van een oplossing van salpeterzuur?
      Tip: kijk in tabel 49 of salpeterzuur een sterk of zwak zuur is.
      A
      HNO3(aq)
      B
      H3O+(aq)+NO3(aq)

      Slide 26 - Quiz

      Slide 27 - Diapositive

      Wat is de juiste notatie van een ammoniakoplossing?

      Tip: kijk in tabel 49 of ammoniak een sterke of zwake base is.

      A
      NH3(aq)
      B
      NH4+(aq)+OH(aq)

      Slide 28 - Quiz

      Wat is de juiste notatie voor een oplossing van calciumoxide?



      A
      CaO(aq)
      B
      Ca2+(aq)+O2(aq)
      C
      Ca2+(aq)+2OH(aq)

      Slide 29 - Quiz

      Welke uitspraak is waar?

      Hoe zwakker een zuur is hoe ...
      A
      ... hoger de waarde van de Kz van het zuur en hoe sterker de geconjugeerde base.
      B
      ... lager de waarde van de Kz van het zuur is en hoe sterker de geconjugeerde base.
      C
      ... hoger de waarde van de Kz van het zuur en hoe zwakker de geconjugeerde base.
      D
      ... lager de waarde van de Kz van het zuur en hoe zwakker de geconjugeerde base.

      Slide 30 - Quiz

      YESSSS!

      paragraaf 7.2 is ook klaar!
      Nu nog een paar vragen over paragraaf 4.4






      Slide 31 - Diapositive

      Lees de leerdoelen van 4.4  Molariteit

        Slide 32 - Diapositive

        Slide 33 - Diapositive

        Slide 34 - Diapositive

        Slide 35 - Diapositive

        Je lost 2,40 mol glucose (C6H12O6 (s)) op in 8,0 liter water. Bereken de molariteit van de oplossing.
        A
        0,60 M
        B
        0,30 M
        C
        3,33 M
        D
        6,66 M

        Slide 36 - Quiz

        Slide 37 - Diapositive

        Je lost 1,42 mol glucose op in 3,50 liter water. Bereken [ C6H12O6 (aq) ].

        Slide 38 - Question ouverte

        Je lost 9,78 gram glucose op in 2,5 liter water. Bereken [C6H12O6 (aq)]. Gebruik BINAS T98.

        Slide 39 - Question ouverte

        3,262 mol natriumchloride wordt opgelost in 1,500 L water.



        vraag a) Wat is de molverhouding tussen NaCl en Na+ ?
        NaCl(s)Na+(aq)+Cl(aq)
        A
        2:1
        B
        1:1
        C
        1:2
        D
        1:3

        Slide 40 - Quiz

        3,262 mol natriumchloride wordt opgelost in 1,500 L water.


        vraag b) Bereken [ Na+ (aq) ].
        NaCl(s)Na+(aq)+Cl(aq)

        Slide 41 - Question ouverte

        Bij een experiment is 8,65 mL gebruikt van een 0,200 M zwavelzuuroplossing.

        vraag a) Wat is de notatie van een zwavelzuuroplossing?
        A
        H2SO4(aq)
        B
        HSO4(aq)+H3O+(aq)
        C
        SO42(aq)+2H3O+(aq)

        Slide 42 - Quiz

        Bij een experiment is 8,65 mL gebruikt van een 0,200 M zwavelzuuroplossing.
        vraag b: Bereken hoeveel mmol H3O+ (aq) aanwezig is in de oplossing.

        (Tip: wanneer je rekent met kleine volumes in de mL range is het vaak handig om 0,200 mol/L te lezen als 0,200 mmol /mL)

        Slide 43 - Question ouverte

        Lees de leerdoelen 7.4  Zuur-base reacties

          Slide 44 - Diapositive

          Geef de vergelijking van de reactie die plaats vindt wanneer zoutzuur (een oplossing van het gas HCl) gemengd wordt met natronloog (een oplossing van het zout NaOH).

          Slide 45 - Question ouverte

          Salmiak (=ammoniumchloride) reageert met kaliloog.
          Geef de reactievergelijking.

          Slide 46 - Question ouverte

          Met een overmaat azijnzuuroplossing wordt kalkaanslag (=calciumcarbonaat) in een waterkoker opgelost. Er komt daarbij een gas vrij.
          Geef de reactievergelijking.

          Slide 47 - Question ouverte

          Huiswerk voor de volgende les
          • Leer de namen en formules van veel voorkomende zuren en basen op blz 11 van het 5 VWO boek.

          • Oefen onderwerpen die je nog lastig vindt op NOVA Online bij H4 en H7 met versterk jezelf  (in de rechter kolom kan je onderdelen kiezen).

          Slide 48 - Diapositive

          goed gewerkt!

          Op de volgende dia ga je door naar de evaluatie.

          Tip: leer de namen en formules van de zuren op blz 11 van het 5VWO boek nogmaals. die ga je de komende tijd vaak nodig hebben.

          Slide 49 - Diapositive

          Schrijf in je eigen woorden twee dingen op die je bij het oefenen van hebt geleerd.

          Slide 50 - Question ouverte

          Schrijf twee dingen op die je nog onduidelijk vindt na deze les.

          Slide 51 - Question ouverte