Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Les 3.3 Kruisingen
Slide 1 - Diapositive
Vandaag
Herhaling genenparen
Uitleg basisstof 3.3: kruisingen.
Opdrachten maken en nakijken.
Afsluiting
Slide 2 - Diapositive
Homozygoot
Hetzelfde
de 2 genen voor één erfelijke eigenschap zijn hetzlefde
Slide 3 - Diapositive
Heterozygoot
Verschillend
de 2 genen voor één erfelijke eigenshap zijn verschillend
Slide 4 - Diapositive
Dominant of recessief
Het gen wat bij een heterozygoot genotype tot uiting komt is dominant
Dominant gen = Bruin haar: hoofdletter
Recessief gen = Blond haar: kleine letter
Slide 5 - Diapositive
Hoe noteren we dit?
Homozygoot dominant: AA
Homozygoot recessief: aa
Heterozygoot: Aa
Er zijn dus altijd 3 mogelijkheden
Slide 6 - Diapositive
Homozygoot zijn voor 1 erfelijke eigenschap betekent 2 gelijke genen.
A
juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Dominant betekent bij erfelijkheid
A
Zwak. Kleine letter gebruiken
B
Zwak. Grote letter gebruiken
C
Sterk. Kleine letter gebruiken
D
Sterk. Grote letter gebruiken
Slide 8 - Quiz
Al voor je geboorte lag je genotype vast
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
Wat is een allel?
A
Dit is een andere benaming voor een gen
B
Dit is een erfelijke ziekte
C
Dit is een mutatie in en geslachtschromosoom
D
Dit is een variant van een gen
Slide 10 - Quiz
Iemand gaat zijn haren verven. Verandert ze hierdoor haar genotype of fenotype
A
Fenotype
B
Genotype
Slide 11 - Quiz
Leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- Weet je uit welke stappen het maken van een kruisingsschema bestaat
- kan je een kruisingsschema opstellen
Slide 12 - Diapositive
0
Slide 13 - Vidéo
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Welk genotype en fenotype heeft de F1?
Dus: Alle labradors in F1 hebben genotype Aa en fenotype zwart
A
A
a
Aa
Aa
a
Aa
Aa
Slide 24 - Diapositive
Welk genotype en fenotype heeft de F2?
Een van de dieren uit F1 kruisen met een dier met hetzelfde genotype. Dus 2 dieren met Aa!
Slide 25 - Diapositive
A
A
a
a
AA
Aa
aa
Aa
Slide 26 - Question de remorquage
P
Geslachtscellen P
F1
Geslachtscellen F1
F2
AA x aa
A a
Aa
Aa x Aa
A of a A of a
A
a
A
AA
Aa
a
Aa
aa
Slide 27 - Diapositive
Oefenopgave 1
Bij cavia’s is de aanleg voor zwart haar dominant over die voor wit haar. Twee cavia’s (De zwartharige cavia is hetero zygoot), worden met elkaar gekruist. Hoe groot is het percentage nakomelingen in de F1 dat wit haar zal hebben?
Maak nu een kruisingsschema
Slide 28 - Diapositive
Aan de slag!
Basisstof 3.3
Opdracht 1,2,4,6 en 7
Slide 29 - Diapositive
Bij welke van deze kruisingen hebben alle nakomelingen hetzelfde genotype?
A
RR x rr
B
Rr x rr
C
RR x Rr
D
Rr x Rr
Slide 30 - Quiz
Stappenplan Stap 1: Wat zijn de genotype van de ouders (Beide homozygoot)
A
Aa, Aa
B
AA, Aa
C
Aa, aa
D
AA, aa
Slide 31 - Quiz
Wat betekenen de symbolen P en F1 in een kruisingsschema?
A
P is de vader en F1 is de moeder
B
P zijn de kinderen en F1 zijn de ouders
C
P zijn de ouders en
F1 zijn de kinderen
Slide 32 - Quiz
Moeder kat heeft een wittte vacht met genotype aa.
Vader kat heeft een zwarte vacht.
Ze krijgen in ieder geval 1 kitten met een witte vacht.
Vul de kruisingstabel in.
Moeder
Vader
A
a
a
a
Aa
Aa
aa
aa
Slide 33 - Question de remorquage
Als P: Aa x aa, wat zijn de verhoudingen van de fenotypen?