P1.1 Chapitre 1A Écouter-Lire-Grammaire: betrekkelijk vnw

• Frans
• Enseignement Secondaire

Chapitre 1

Grandes Lignes 

5 vwo

Faire connaissance

je m'appelle...

j'ai....ans

j'habite à.....

Chapitre 1 Cherchons: idéalistes, homme/femme
A Je m'engage

 

Objectif: Ik raak bekend met het thema écologie.

Visionner la vidéo Chit-chat avec Dylane : Comment aider l'environnement?

.

Stratégie d'écoute

Livre Référence : lis les stratégies de la page 59

Chapitre 1A Écouter

Objectif:  Ik kan de inhoudelijke informatie van een uitgezonden geluidsmateriaal over onderwerpen van persoonlijk belang verstaan.

Faire les exercices 1 et 2, pages 8 et 9

Stratégies de compréhension des écrits

Chapitre 1A Lire

Objectif: 

Ik kan artikelen en verslagen over hedendaagse problemen begrijpen, waarin de schrijvers bepaalde stellingen of standpunten innemen.

Devoirs : exercice 5, page 10

Référence : Tuyau 5

Objectif: Ik kan mbv een woordenboek de juiste betekenis van een woord vinden.

Lire le tuyau 5 

"Comment utiliser le dictionnaire Néerlandais - Français" à la page 54

Après avoir lu les tuyaux, faire l'exercice 7, pages 11-12

Le pronom relatif

betrekkelijk voornaamwoord

Chapitre 1A Grammaire

Objectifs : 

Ik kan het betrekkelijk voornaamwoord juist gebruiken. 

Ik kan bijzinnen maken met 'qui' en 'que'.

Référence : Grammaire 27, page 42

Les pronoms relatifs: 

qui et que 

Wat is een betrekkelijk voornaamwoord?

Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een zelfstandig naamwoord of zinsdeel uit  de hoofdzin. Een betrekkelijk voornaamwoord staat altijd aan het begin van een bijzin 

In het Nederlands is de vertaling 'die' of 'dat'. 

qui / que

Betrekkelijk voornaamwoord: 
Qui wanneer het betrekkelijk vnw. het onderwerp is van de betrekkelijke bijzin. 
Que wanneer het betrekkelijk vnw. het lijdend voorwerp is van de betrekkelijke bijzin. 

qui en que

Als het betrekkelijk voornaamwoord het ONDERWERP vervangt, dan gebruik je QUI

Als het betrekkelijk voornaamwoord het LIJDEND VOORWERP  vervangt, dan gebruik je QUE/QU'

Exemples:

C'est le professeur ........ donne beaucoup de devoirs.

Het onderwerp van de hoofdzin is "le professeur". 

Ik vul hier in: QUI

C'est le professeur ...... les élèves aiment beaucoup.

Het onderwerp van de hoofdzin is niet "le professeur" maar "les élèves:. 

 Ik vul hier in:  QUE

Exemples

L'acteur qui joue dans ce film est mon acteur préféré.

Le prof qui a écrit cette lettre est très gentil.

C'est ma mère qui a fait ce gâteau. 

Le portable que j'ai acheté la semaine dernière, ne marche plus.

Le pantalon que je voulais acheter, était trop cher.

Au magasin, j'ai vu une robe que j'aime beaucoup.

Het betrekkelijk voornaamwoord 'dont'

DONT is een betrekkelijk voornaamwoord dat hoort bij een werkwoord dat het voorzetsel 'DE' heeft. 

bv:

parler de = praten over

avoir peur de = bang zijn voor

rêver de = dromen van / over

avoir besoin de = nodig hebben

Clique sur le lien à la page suivante.

Tu trouveras une liste de journaux sur l'écologie.

Étape pour le résumé en néerlandais :

- Choisis un assez long article qui t'intéresse.

- Repère la structure de l'article (titre, introduction, sous-titres, image, etc.)

- Souligne les mots-clés et les connecteurs importants (signaalwoorden)

- Écris un court texte en néerlandais (entre 60 et 100 mots)

blog.ateliersdurables.com

Devoirs 

1. Faire exercices 5, 7, 8, 9 et 10a

2. Chercher un article sur l'écologie et résumer en néerlandais

3. Apprendre Vocabulaire 1A, page 42

4. Apprendre Phrases-clés 14 et 18 (p. 100-101) et Grammaire 27 (p. 42)