Havo 3: H6 samenwerken en onderhandelen; H7 ruilen over de tijd

Welkom
Klassenplattegrond
&
iPads (lessonup.com/code)
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom
Klassenplattegrond
&
iPads (lessonup.com/code)

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen vandaag
6.2: Het ene goed is het andere niet:
  • Wat zijn individuele goederen, collectieve goederen en quasi-collectieve goederen?
6.3: Wie heeft er profijt van?
  • Wat is de collectieve sector
  • Wat zijn externe effecten?
herhaling 6.1: zwijgen of praten?
  • Gevangenendilemma 

Slide 2 - Diapositive

Als het door de markt (door bedrijven) wordt geproduceerd, dan is het een...
A
Individueel goed
B
Collectief goed
C
Quasi-collectief goed
D
Ik weet het niet zeker

Slide 3 - Quiz

Als het door de overheid wordt geproduceerd dan is het een...
A
Individueel goed
B
Collectief goed
C
Quasi-collectief goed
D
Collectieve goederen EN quasi-collectieve goederen worden door de overheid geproduceerd

Slide 4 - Quiz

Individueel goed
  • Meestal rivaliteit = als meer mensen er gebruik van maken, is er minder van het product
  • Uitsluitbaarheid = niet iedereen kan er gebruik van maken: je moet betalen om toegang krijgen of om het te gebruiken
  • Geproduceerd door de particuliere sector: bedrijven

Slide 5 - Diapositive

Collectieve goederen
  • Geen rivaliteit = als meer mensen er gebruik van maken, is er niet minder van het product
  • Niet uitsluitbaar = iedereen kan er gebruik van maken: je moet niet betalen om toegang krijgen
  • Geproduceerd door de collectieve/publieke sector:
    1. overheden (rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen)
    2. instellingen voor de sociale zekerheid

Slide 6 - Diapositive

Quasi-collectieve goederen
  • Meestal rivaliteit = als meer mensen er gebruik van maken, is er minder van het product
  • Wel uitsluitbaar = niet iedereen kan er gebruik van maken: mensen zijn uitsluitbaar door ze te laten betalen
  • Geproduceerd door de collectieve/publieke sector:
    1. overheden (rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen)
    2. instellingen voor de sociale zekerheid

Slide 7 - Diapositive


A
Individueel goed: gemaakt door bedrijven
B
Collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
C
Quasi-collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
D
Ik weet het niet zeker

Slide 8 - Quiz


A
Individueel goed: gemaakt door bedrijven
B
Collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
C
Quasi-collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
D
Ik weet het niet zeker

Slide 9 - Quiz


A
Individueel goed: gemaakt door bedrijven
B
Collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
C
Quasi-collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
D
Ik weet het niet zeker

Slide 10 - Quiz


A
Individueel goed: gemaakt door bedrijven
B
Collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
C
Quasi-collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
D
Ik weet het niet zeker

Slide 11 - Quiz


A
Individueel goed: gemaakt door bedrijven
B
Collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
C
Quasi-collectief goed: gemaakt door de collectieve sector
D
Ik weet het niet zeker

Slide 12 - Quiz

Lesdoelen vandaag
6.2: Het ene goed is het andere niet:
  • Wat zijn individuele goederen, collectieve goederen en quasi-collectieve goederen?
6.3: Wie heeft er profijt van?
  • Wat is de collectieve sector
  • Wat zijn externe effecten?
herhaling 6.1: zwijgen of praten?
  • Gevangenendilemma 
6.3 Collectieve sector:
Overheid
- Rijksoverheid
- Provincies
- Gemeenten
- Waterschappen
Instellingen voor de sociale zekerheid  (uitkeringen, pensioen, kinderbijslag)

Slide 13 - Diapositive

6.3 Externe effecten
Externe effecten = invloed van een product op anderen die er niet voor betaald hebben of betaald krijgen


Slide 14 - Diapositive

6.3 Externe effecten
Externe effecten = invloed van een product op anderen die er niet voor betaald hebben of betaald krijgen


Positief extern effect

Slide 15 - Diapositive

6.3 Externe effecten
Externe effecten = invloed van een product op anderen die er niet voor betaald hebben of betaald krijgen


Negatief extern effect

Slide 16 - Diapositive

Lesdoelen vandaag
6.2: Het ene goed is het andere niet:
  • Wat zijn individuele goederen, collectieve goederen en quasi-collectieve goederen?
6.3: Wie heeft er profijt van?
  • Wat is de collectieve sector
  • Wat zijn externe effecten?
herhaling 6.1: zwijgen of praten?
  • Gevangenendilemma 
Collectieve sector:
Overheid
1. Rijksoverheid
2. Provincies
3. Gemeenten 
4. Waterschappen
Instellingen voor de sociale zekerheid  (uitkeringen, pensioen, kinderbijslag)

Slide 17 - Diapositive

Hoofdstuk 6 afronden/samenvatten

Klassenplattegrond zodat jullie elkaar niet afleiden;
Aantekeningenschrift en pen!

Slide 18 - Diapositive

Lesdoelen H6
6.1: zwijgen of praten?
  • Gevangenendilemma , matrix aflezen,  dominante strategie
6.2: Het ene goed is het andere niet:
  • Wat zijn individuele goederen, collectieve goederen en quasi-collectieve goederen?
6.3: Wie heeft er profijt van?
  • Wat is de collectieve sector
  • Wat zijn externe effecten?
6.3 Collectieve sector:
4 lagen van de overheid
1. Rijksoverheid
2. Provincies
3. Gemeenten 
4. Waterschappen
Instellingen voor de sociale zekerheid  (uitkeringen, pensioen, kinderbijslag)

Slide 19 - Diapositive

Gevangenendilemma
Opdracht 18

Individueel belang = de persoon kiest alleen wat het beste is voor zichzelf
Collectief belang = de optimale uitkomst waarin het belang van alle betrokkenen het beste wordt gediend (alleen mogelijk bij samenwerking en vertrouwen)

Slide 20 - Diapositive

Gevangenendilemma
Opdracht 18

Individueel belang = de persoon kiest alleen wat het beste is voor hem/haarzelf
Collectief belang = de optimale uitkomst waarin het belang van alle betrokkenen het beste wordt gediend

Slide 21 - Diapositive

Lesdoelen H6
6.1: zwijgen of praten?
  • Gevangenendilemma  (matrix kunnen aflezen)
6.2: Het ene goed is het andere niet:
  • Wat zijn individuele goederen, collectieve goederen en quasi-collectieve goederen?
6.3: Wie heeft er profijt van?
  • Wat is de collectieve sector
  • Wat zijn externe effecten?
6.3 Collectieve sector:
Overheid
- Rijksoverheid
- Provincies
- Gemeenten
- Waterschappen
Instellingen voor de sociale zekerheid  (uitkeringen, pensioen, kinderbijslag)

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Welkom
Klassenplattegrond
&
iPads (lessonup.com/code)
&
Aantekeningenschrift

Slide 25 - Diapositive

Planning vandaag
  • Zijn er vragen over het hw?
  • H6 kort herhalen (aantekening toevoegen!)
  • 6.1 Gevangenedilemma: wat weten jullie nog?
  • Filmpje (split or steal)

Slide 26 - Diapositive

Lesdoelen H6
6.1: zwijgen of praten?
  • Gevangenendilemma  (matrix kunnen aflezen)
6.2: Het ene goed is het andere niet:
  • Wat zijn individuele goederen, collectieve goederen en quasi-collectieve goederen? 
6.3: Wie heeft er profijt van?
  • Wat is de collectieve sector
  • Wat zijn externe effecten?
Collectieve sector:
1. Overheid (rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen) 
2. Instellingen voor de sociale zekerheid  (uitkeringen, pensioen, kinderbijslag)
(Uitsluitbaar = consumenten kunnen uitgesloten worden van het gebruik van dit goed, want je kunt er een prijskaartje aan hangen (bv. autosnelweg)) 

Slide 27 - Diapositive

6.3 Externe effecten
Externe effecten = invloed van een product op anderen die er niet voor betaald hebben of betaald krijgen


Positief extern effect

Slide 28 - Diapositive

6.3 Externe effecten
Externe effecten = invloed van een product op anderen die er niet voor betaald hebben of betaald krijgen


Negatief extern effect

Slide 29 - Diapositive

7. Sparen, lenen en rente
Volgende les herhalen & samenvatten

Slide 30 - Diapositive

6.1 Gevangenendilemma 
Wat weten jullie nog over het gevangenendilemma? (5 vragen)

Slide 31 - Diapositive

6.1 Hoeveel spelers zijn er in het gevangenedilemma?

Slide 32 - Question ouverte

6.1 Hoeveel keuzes heeft iedere speler in het gevangenendilemma?

Slide 33 - Question ouverte

6.1 Hoeveel mogelijke uitkomsten zijn er in totaal in de matrix van het gevangenendilemma (2 spelers x 2 keuzes = ...)?

Slide 34 - Question ouverte

6.1 Waarom komt volgens de speltheorie het gevangenendilemma niet uit op de "beste collectieve uitkomst"?

Slide 35 - Question ouverte

6.1 Wat is zelfbinding?

Slide 36 - Question ouverte

filmpje: split or steal?
  •  Split or steal (filmpje)
  • 1. wat zijn de twee keuzes in dit dilemma?
  • 2. waarom is hier sprake van zelfbinding?

Slide 37 - Diapositive

Gevangenendilemma
Speler 1
Split
Steal
Speler 2
Split
6.800 , 6.800
0 , 13.600
Steal
13.600 , 0
:) , :)
Stel jij bent speler 2.
Wat is de dominante strategie van mijn tegenstander?
Als speler 2 split, zal speler 1 stealen (13.600 > 6.800)
Als speler 2 stealt, zal speler 1 stealen ( :) > 0)
De dominante strategie van speler 1 is dus "steal"


Slide 38 - Diapositive

Wat hebben we gedaan deze les?
  • H6 herhaald
  • Uitsluitbaar = consumenten kunnen uitgesloten worden van het gebruik van dit goed, want je kunt er een prijskaartje aan hangen (bv. autosnelweg)
  • 6.1 Gevangenedilemma: wat weten jullie nog?
  • Filmpje (split or steal): dominante strategiezelfbinding

Hw: begrippen kennen & snappen 7.1 en 7.3 p. 203

Slide 39 - Diapositive

Welkom
Klassenplattegrond
&
iPads (lessonup.com/code)
&
Aantekeningenschrift

Slide 40 - Diapositive

Planning vandaag
  • H6 kort herhalen 
  • H7 samenvatten (aantekeningen!) 
  • Quiz (als tijd over) (p. 175 boek) 

Slide 41 - Diapositive

Lesdoelen H6
6.1: zwijgen of praten?
  • Gevangenendilemma  (matrix aflezen), zelfbinding
6.2: Het ene goed is het andere niet:
  • Wat zijn individuele goederen, collectieve goederen en quasi-collectieve goederen? 
6.3: Wie heeft er profijt van?
  • Wat is de collectieve sector
  • Wat zijn externe effecten?
Collectieve sector:
1. Overheid (rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen) 
2. Instellingen voor de sociale zekerheid  (uitkeringen, pensioen, kinderbijslag)
(Uitsluitbaar = consumenten kunnen uitgesloten worden van het gebruik van dit goed, want je kunt er een prijskaartje aan hangen (bv. autosnelweg))

Slide 42 - Diapositive

filmpje: split or steal?
  •  Split or steal (filmpje)
  • 1. wat zijn de twee keuzes in dit dilemma?
  • 2. waarom is hier sprake van zelfbinding?

Slide 43 - Diapositive

Gevangenendilemma
Speler 2
Split
Steal
Speler 1
Split
6.800 , 6.800
0 , 13.600
Steal
13.600 , 0
10 , 10
Stel jij bent speler 1.
Wat is de dominante strategie van mijn tegenstander?
Als speler 1 split, zal speler 2 stealen (13.600 > 6.800)
Als speler 1 stealt, zal speler 2 ook stealen ( 10 > 0)
De dominante strategie van speler 1 is dus "steal"


Slide 44 - Diapositive

Gevangenendilemma
Speler 2
Split
Steal
Speler 1
Split
6.800 , 6.800
0 , 13.600
Steal
13.600 , 0
10 , 10
Stel jij bent speler 1.
Wat is de dominante strategie van mijn tegenstander?
Als speler 1 split, zal speler 2 stealen (13.600 > 6.800)
Als speler 1 stealt, zal speler 2 ook stealen ( 10 > 0)
De dominante strategie van speler 1 is dus "steal"


Slide 45 - Diapositive

Lesdoelen H7 (aant!)
7.1: Welke financiële beslissingen neem je?
  • Voorraadgrootheden en stroomgrootheden
  • "ruilen over de tijd" (als je spaart krijg je rente, als je leent betaal je rente)
7.2: Je eigen bedrijf
  • Investeren = kapitaalgoederen (computer, machines,auto) aanschaffen
  • Innovatief idee = vernieuwend idee
  • Als je als ondernemer leent bij een bank betaal je leenrente
  • Reële rente = nominale rente gecorrigeerd voor inflatie

Slide 46 - Diapositive

Quiz H6 & H7

Slide 47 - Diapositive

6.1 Hoeveel mogelijke uitkomsten zijn er in de matrix van het gevangenedilemma?
timer
0:20

Slide 48 - Question ouverte

6.2 Als een goed NIET UITSLUITBAAR is (dus je kunt onmogelijk mensen uitsluiten van gebruik), dan is het een ...
timer
0:30
A
Individueel goed
B
Collectief goed
C
Semicollectief goed
D
Quasi collectief goed

Slide 49 - Quiz

6.3 Een vervelend effect op anderen, zonder dat zij financieel gecompenseerd worden (dus er voor betaald krijgen) heet een ...
timer
0:30

Slide 50 - Question ouverte

7.1
timer
1:30
Voorraadgrootheden = grootheid die op een bepaald tijdstip wordt gemeten
Stroomgrootheden = grootheid die per tijdseenheid (per dag, per week, per maand) wordt gemeten, en die je financiële situatie verandert
Banksaldo
Spaargeld
Huis
Schuld
Loon/inkomen
Kosten
Aflossen van een schuld
rente die je moet betalen over je schuld
Geld sparen

Slide 51 - Question de remorquage

7.3 Als de prijzen omhoog gaan (inflatie), gaat de
reële rente van een ondernemer dan omhoog of omlaag?
timer
1:00

Slide 52 - Question ouverte