1KLT week 15

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

1KLT week 15

Woensdag: Grieks

1. Herhaling zelfstandig naamwoord 

2. Bijvoeglijk naamwoord 

-hoe zien die eruit?

-wat is congrueren?

-opgaven maken 

3. Reflectie op lesdoelen

Lesdoelen

1. Je kunt substantieven en adjectieven herkennen. 

2. Je kunt substantieven en adjectieven benoemen 

(geslacht, getal en naamval).

3. Je kunt adjectieven laten congrueren met substantieven. 

1. Vrouwelijk zelfstandig naamwoord (-α/-η) 

-Vergelijk de uitgang met het lidwoord. Wat valt er op?

 

-Wat betekent de ρει-regel ook weer?

Onzijdig zelfstandig naamwoord (-o)

Wat maakt het onzijdig rijtje makkelijker te leren?

Mannelijk zelfstandig naamwoord (-o-)

-Vergelijk de uitgang met het lidwoord. Wat valt er op?

 

Mannelijk zelfstandig naamwoord(-α/-η) 

-De rijtjes lijken qua vorm op...

-Hoe zie je toch dat het mnl woorden zijn? 

2. Bijvoeglijk naamwoord 

1. Je kunt substantieven en adjectieven herkennen.

2. Je kunt substantieven en adjectieven benoemen

(geslacht, getal en naamval).

3. Je kunt adjectieven laten congrueren met substantieven. 

Adjectieven in het Grieks 

1. In de woordenlijst herkennen aan de toevoeging ná de komma: bijv. καλός, -ή, -όν (zoek ook andere voorbeelden!)
2. κακός (mnl) 
3. κακή (vrl)
4. κακόν (onz)

Congrueren=

Het adjectief past zich aan het substantief waar het bij hoort aan in: 

-getal

-geslacht

-naamval

Dus: 

1. ὁ δεινός φόβος (=mnl, ev, nom): de verschrikkelijke vrees 
2. τὴν δεινήν θεὰν (=vrl, ev, acc): de verschrikkelijke godin 
3. τὰ  δεινά δῶρα (=onz, mv, nom+acc): de verschrikkelijke geschenken 
4. Nu de beurt aan jullie: benoem het substantief en congrueer φίλος met δεσπόται en νεανίας
5. οἱ (φίλος) δεσπόται 
6. τοὺς(φίλος) νεανίας

Dus: 

1. ὁ δεινός φόβος (=mnl, ev, nom): de verschrikkelijke vrees 
2. τὴν δεινήν θεὰν (=vrl, ev, acc): de verschrikkelijke godin 
3. τὰ  δεινά δῶρα (=onz, mv, nom+acc): de verschrikkelijke geschenken 
4. Nu de beurt aan jullie: benoem het substantief
   en congrueer φίλος met δεσπόται en νεανίας
5. οἱ φίλοι δεσπόται (=mnl, mv, nom): de geliefde meesters 
6. τοὺς φίλους νεανίας(=mnl, mv, acc) : de geliefde jongemannen 

Maak de opgaven op p.12 

1. Je kunt substantieven en adjectieven herkennen.

2. Je kunt substantieven en adjectieven benoemen

(geslacht, getal en naamval).

3. Je kunt adjectieven laten congrueren met substantieven. 

Donderdag 

1. Vervolg Romeinse godsdienst

2. Opgaven maken 

3. Reflectie leerdoelen in portfolio 

Lesdoelen: Je kunt 

☐de dagelijkse godsdienstige rituelen binnen een Romeinse gezin beschrijven.

☐vormen van bijgeloof bij de Romeinen en in de huidige samenleving opsommen.

☐de voornaamste Romeinse goden en godinnen herkennen aan hun attributen, hun namen weergeven en het domein benoemen waarin ze actief zijn.

☐de band tussen de Romeinse godsdienst en andere religies aanduiden.

Ook typisch Romeins 

• Fortuna: godin van het lot 
• Bijgeloof (bijv. zwarte hond zien)
• Amulet tegen boze oog
• Vraag 3 in cultuurboek

Het vereren van de goden 

• Bij tempels 
• Met offers: Do ut des 'Ik geef met de bedoeling dat u geeft'
• Gebeden: voorbeeld cultuurboek lezen en vraag 4 in boek

De samenstelling van de Romeinse goden (=pantheon) 

• Niet van de ene op de andere dag 'ontstaan'
• Etruskische invloeden  
• Voorspellingen (filmpje)

 De samenstelling van de Romeinse goden (=pantheon) 

• Een andere belangrijke bron van inspiratie...?
• De Grieken! Vanaf ongeveer vijfde eeuw v.Chr. 
• Hoe? 
• Wat namen ze over? 

 Maar dat was nog niet alles...

• Door militaire expansie in aanraking met andere culturen 
• Isiscultus  
• Egyptische godin
• Verbonden met landbouw
• Verering met veel muziek 

 Maar dat was nog niet alles...

• Door militaire expansie in aanraking met andere culturen 
• Mithrascultus 

 Maar dat was nog niet alles...

• Door militaire expansie in aanraking met andere culturen 
• Christendom 
• In 4e eeuw na Chr. officiële staatsgodsdienst 

 Werktijd 

Cultuurboek lezen, p. 10-13

Opgaven maken leerwerkboek,p.76-77 

Lesdoelen: Je kunt 

☐de dagelijkse godsdienstige rituelen binnen een Romeinse gezin beschrijven.

☐vormen van bijgeloof bij de Romeinen en in de huidige samenleving opsommen.

☐de voornaamste Romeinse goden en godinnen herkennen aan hun attributen, hun namen weergeven en het domein benoemen waarin ze actief zijn.

☐de band tussen de Romeinse godsdienst en andere religies aanduiden.