§6.2 De samenleving in de vroege middeleeuwen - Boeren en de adel

§6.2 De samenleving in de middeleeuwen
Boeren en de adel
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

§6.2 De samenleving in de middeleeuwen
Boeren en de adel

Slide 1 - Diapositive

Planning
Deze les de adel en de boeren (2de en 3de stand)
Volgende les de geestelijken (1ste stand)

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Je kan uitleggen:
  • Wat horigen zijn
  • Wat het hofstelsel is
  • Welke soorten adel er zijn
  • Wat het leenstelsel is

Slide 3 - Diapositive

Filmpje
Een boer in de middeleeuwen

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Drie groepen
In de middeleeuwen had je in de samenleving drie standen:
Geestelijken
Adel
Boeren
Elke groep heette  een stand. Letterlijk waar jij staat in de maatschappij, wat jouw plek is. 

Slide 6 - Diapositive

Filmpje
Hoe de drie groepen verdeeld waren

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Sleep de kenmerken naar de juiste standen
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand
De geestelijken
De adel
De boeren
Moest vechten
Moest werken
Moest bidden

Slide 9 - Question de remorquage

Het Domein
In de middeleeuwen was bijna iedereen een boer
Boeren werkten op het land, maar dat was vaak niet van hen
Dit was vaak van een rijke heer of van een klooster
Dit gebied van de heer werd het domein genoemd

Slide 10 - Diapositive

De horige
De boeren op het domein waren geen slaven
Maar weinig boeren waren echt vrij
Zo mochten ze bijvoorbeeld niet weg zonder toestemming
Deze halfvrije boeren noemen we horigen
Komt van het oude woord "ghehorich" wat gehoorzamen betekent. Horigen waren dus gehoorzaam (aan de heer)

Slide 11 - Diapositive

Waarom horige worden?
De boeren kozen er vaak voor om horige te worden
Dit deden ze omdat het een onveilige en arme  tijd was
De heer kon de boeren beschermen
In ruil daarvoor deden ze klusjes voor de heer: herendiensten
Hij had wapens en een burcht (kasteel)

Slide 12 - Diapositive

Wat is geen reden om horige te worden?
A
Armoede
B
Criminaliteit
C
Honger
D
Onveiligheid

Slide 13 - Quiz

Het hofstelsel
Het domein werd soms ook wel het hof genoemd
De horigen werkten dus op het hof van de heer
In ruil daarvoor gaf de heer bescherming op het hof
Deze afspraak noemen we het hofstelsel

Slide 14 - Diapositive

Hofstelsel
Boeren

Slide 15 - Diapositive

Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
Boeren

Slide 16 - Diapositive

Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
Rijke boer
(de heer)
Boeren

Slide 17 - Diapositive

Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
Rijke boer
(de heer)
De heer geeft 
  • Bescherming
  • Landbouwgrond
Boeren

Slide 18 - Diapositive

Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
Rijke boer
(de heer)
De heer geeft 
  • Bescherming
  • Landbouwgrond
In ruil geeft de boer:
  • Deel van oogst
  • Herendiensten
Horigen

Slide 19 - Diapositive

De edelen
Eignaars van de grond, bestuurden het land, zorgden voor rechtspraak en voerden oorlog
Huis van de heer
Vaak niet meer dan een iets groter houten huis met een muur. Hierkonden de boeren schuilen bij een aanval.
Ophaalbrug
Kan gesloten worden bij een aanval
Gracht
Extra verdediging tijdens een aanval
Simpele huizen
Binnen de muren voor de belangrijkste mensen
Boomgaard
Ook binnen de muren werd voedsel verbouwd. Alle opbrengst hier was voor de heer
Boer buiten de muur
Er waren twee soorten boeren:
  1. Vrije boeren: bezaten hun eigen grond
  2. Horigen: hadden geen bezit en moesten werken voor de heer
Herendiensten
Horigen werden door de heer beschermd en gevoed, maar daar wilde de heer wel iets voor terug
De heer kon vragen om herendiensten
  • graan malen
  • druiven persen
  • vechten voor de heer
  • graan betalen
  • wegen onderhouden
  • gracht graven
Akker
Ook buiten de muren werd op het land gewerkt. Dit werd gedaan door de horigen.
Weiland
Buiten de muren lagen weilanden voor de dieren

Slide 20 - Diapositive

Filmpje
Horigen

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Filmpje
Het leven van een middeleeuwse boer

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Rondreizend bestuur
Het rijk van Karel de Grote was erg groot:


Om dit te besturen wilde hij overal in zijn rijk zijn
Vaak stuurde hij een boodschapper, maar hij reisde zelf ook veel
Maar het was te traag en nam veel tijd in beslag
Er moest toch een betere manier zijn...

Slide 25 - Diapositive

Het leenstelsel
Karel de Grote vroeg hulp aan de adel
Deze edelen mochten dan een stuk van het rijk besturen
Het gebied bleef van Karel, maar ze mochten het lenen
Dit noemen we het leenstelsel
Je kon graaf of hertog worden:
  • Graaf: De baas in een klein gebied, een graafschap. Dit was minder belangrijk
  • Hertog: De baas in een groot gebied, een hertogdom (bijvoorbeeld Brabant). Dit was erg belangrijk

Slide 26 - Diapositive

De afspraken
De Leenheer
Houdt het gebied in bezit, maar leent het gebied aan iemand van adel.

De Leenman
Mag het gebied lenen en:
- Bestuurt het gebied
- Spreekt er recht
- Levert soldaten
- Mag inkomsten van het gebied houden
- Moet de leenheer trouw zijn

De persoon die een gebied uitleent
De persoon die een gebied leent

Slide 27 - Diapositive

Bij wie hoort het?
Moet soldaten leveren
A
Leenheer
B
Leenman

Slide 28 - Quiz

Bij wie hoort het?
Mag rechtspreken
A
Leenheer
B
Leenman

Slide 29 - Quiz

Bij wie hoort het?
Leent het gebied uit
A
Leenheer
B
Leenman

Slide 30 - Quiz

Bij wie hoort het?
Mag de inkomsten van het gebied houden
A
Leenheer
B
Leenman

Slide 31 - Quiz

Probleem met leenstelsel
Veel leenmannen deden alsof het gebied hun bezit was
Soms gingen leenmannen het gebied opnieuw uitlenen
Op deze manier kreeg je achterleenmannen
Hierdoor hadden middeleeuwse koningen weinig macht

Slide 32 - Diapositive

Zet de namen op de juiste plek
Leenheer
Leenman
Achterleenman

Slide 33 - Question de remorquage

Verschillen tussen leenstelsel en hofstelsel
Leenstelsel
Hofstelsel
Afspraak tussen belangrijke edellieden (koning/hertogen)
Afspraak tussen lagere mensen (ridder/geestelijke/boer)
Gaat over een groot gebied (provincies van landen)
Gaat over een klein gebied (een dorp met omgeving)
Bepaalt hoe een gebied bestuurd wordt (politiek)
Bepaalt hoe mensen zichzelf onderhouden en met elkaar omgaan (economie/sociaal)

Slide 34 - Diapositive

Resumé
Pak je schrift
Schrijf voor jezelf op (of bedenk 4 vragen over) wat we deze les besproken hebben
Wie, Wat, Waarom, Wanneer
timer
2:00

Slide 35 - Diapositive