Herhalen spelling H3 lj 2

1 / 24
suivant
Slide 1: Lien
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Lien

Log in bij H3

Slide 2 - Diapositive

Kijk het filmpje van 

Slide 3 - Diapositive

De
bloemen
lidwoord
zelfst. nw.

Slide 4 - Question de remorquage

De
verkoper
glimlacht
Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Question de remorquage

Welke van deze drie is het voltooid deelwoord?
A
lopen
B
liep
C
gelopen

Slide 6 - Quiz

Kijk het filmpje van: 

Slide 7 - Diapositive

In welke van deze zinnen staat een voltooid deelwoord?
A
Ik ben verhuisd
B
Ik verhuisde
C
Ik verhuis

Slide 8 - Quiz

4

Slide 9 - Vidéo

00:35
Hoe noemen we de regel tegenwoordig?
A
't Fokschaap
B
't Kofschip
C
XTC-Koffieshopje

Slide 10 - Quiz

01:06
1
2
3
Kijk naar de laatste letter.
Zoek de stam.
Staat deze letter tussen de medeklinkers van het xtc-koffieshopje?

Slide 11 - Question de remorquage

02:07
Als de laatste letter van de stam wel in het xtc-koffieshopje zit schrijf je een:
A
t
B
d

Slide 12 - Quiz

02:08
Als de laatste letter van de stam niet in het xtc-koffieshopje zit schrijf je een:
A
t
B
d

Slide 13 - Quiz

Vul het voltooid deelwoord in:
raken, ik heb ...........

Slide 14 - Question ouverte

Vul het voltooid deelwoord in:
gillen. Ik heb .........

Slide 15 - Question ouverte

Vul het voltooid deelwoord in:
schaatsen. Ik heb .........

Slide 16 - Question ouverte

Vul het voltooid deelwoord in:
pakken. Ik heb ........

Slide 17 - Question ouverte

Vul het voltooid deelwoord in:
blijven. Ik ben ........

Slide 18 - Question ouverte

Vul het voltooid deelwoord in:
schrijven. Ik heb ........

Slide 19 - Question ouverte

Kijk het filmpje van: 

Slide 20 - Diapositive

Vul het juiste verwijswoord in:
Thuis hebben wij veel spelletjes. ..... spelen we met zijn allen.
A
Dat
B
Die
C
Het
D
Hun

Slide 21 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in:
Mijn broer kiest altijd het spel Monopoly. Dat vindt......... het leukst om te doen.
A
hij
B
zij

Slide 22 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in:
Mijn ouders moeten altijd hard lachen om ............ zoon.
A
zijn
B
hun
C
hen
D
haar

Slide 23 - Quiz

Klik op deze link

Slide 24 - Diapositive