Taalverzorging - hfst 1 - LEESTEKENS

Welkom bij Nederlands
Mevrouw Nuis 
Zit nog steeds thuis

Vandaar deze LessonUp
die je zelfstandig doorwerkt!
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands
Mevrouw Nuis 
Zit nog steeds thuis

Vandaar deze LessonUp
die je zelfstandig doorwerkt!

Slide 1 - Diapositive

Planning 
  1. Korte herhaling
  2. Uitleg
  3. Aan de slag met de opdrachten
  4. Wat heb je geleerd?

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je nog?
Leestekens
Hoofdletters

Slide 3 - Diapositive

Spelling: leestekens en hoofdletters

Slide 4 - Diapositive


Welk leesteken moet aan het einde van de zin staan?
Lesleys vlieger belandde in de boom
A
punt .
B
uitroepteken !
C
vraagteken ?

Slide 5 - Quiz


Welk leesteken moet aan het einde van de zin staan?
Ik vraag me af of we met dit weer wel buiten gaan gymmen
A
punt .
B
uitroepteken !
C
vraagteken ?

Slide 6 - Quiz


Welk leesteken moet aan het einde van de zin staan?
In welk jaar heeft Rembrandt De Nachtwacht geschilderd
A
punt .
B
uitroepteken !
C
vraagteken ?

Slide 7 - Quiz


Welk leesteken moet aan het einde van de zin staan?
De buurman schreeuwde dat Jaap zijn mond moest houden
A
punt .
B
uitroepteken !
C
vraagteken ?

Slide 8 - Quiz


Welk leesteken moet aan het einde van de zin staan?
Het is de vraag of we genoeg ijsjes hebben voor de hele klas
A
punt .
B
uitroepteken !
C
vraagteken ?

Slide 9 - Quiz


Welk leesteken moet aan het einde van de zin staan?
Pas op voor die hoogspanningskabel
A
punt .
B
uitroepteken !
C
vraagteken ?

Slide 10 - Quiz


Tussen welke woorden moet een komma worden geplaatst?
Terwijl Jan op vakantie was hebben zijn ouders zijn kamer blauw geschilderd
A
Terwijl, Jan
B
was, hebben
C
hebben, zijn
D
kamer, blauw

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Vidéo

Zo gebruik je leestekens en hoofletters

Slide 13 - Diapositive


Tussen welke woorden moet een komma worden geplaatst?
In het natuurpark staan herten lama's en pauwen.
A
natuurpark, staan
B
staan, herten
C
herten, lama's
D
herten, lama's, en

Slide 14 - Quiz


Tussen welke woorden moet een komma worden geplaatst?
Bert ging niet helemaal boven in de Eiffeltoren omdat hij hoogtevrees heeft.
A
niet, helemaal
B
helemaal, boven
C
Eiffeltoren, omdat
D
omdat, hij

Slide 15 - Quiz


Tussen welke woorden moet een komma worden geplaatst?
Het was rumoerig in het lokaal totdat de conrector binnenkwam.
A
rumoerig, in
B
lokaal, totdat
C
totdat, de
D
conrector, binnenkwam

Slide 16 - Quiz


Tussen welke woorden moet een komma worden geplaatst?
Karima geef je ogen goed de kost als je in Rome bent.
A
Karima, geef kost, als
B
Karima, geef als, je
C
geef, je kost, als
D
geef, je als, je

Slide 17 - Quiz


Tussen welke woorden moet een komma worden geplaatst?
Omdat Josefien de 4 mijl van Groningen zeker wil uitlopen is ze nu al begonnen met trainen.
A
Omdat, Josefien
B
mijl, van
C
wil, uitlopen
D
uitlopen, is

Slide 18 - Quiz


Neem de zin over en schrijf een hoofletter waar dat moet. 
elke zaterdag koopt lieke de jong een saucijzenbroodje bij de hema.

Slide 19 - Question ouverte


Neem de zin over en schrijf een hoofletter waar dat moet. 
net als vorige herfst organiseert sportvereniging de reuzen weer een triatlon in oktober.

Slide 20 - Question ouverte




Goed of fout, als het om leestekens gaat?
Morgen ga ik naar de stad, zei Lisa
A
B

Slide 21 - Quiz

Een citaat moet altijd tussen aanhalingstekens staan.
A
B

Slide 22 - Quiz

Marthe zei: "Ik haal wel even croissantjes bij de bakker."
A
B

Slide 23 - Quiz

We zijn kampioen, joelde Ferry, "toen de stand 6-2 was."
A
B

Slide 24 - Quiz

Neem de zin over en noteer leestekens waar dat moet.

Jip riep daar vliegt een wesp

Slide 25 - Question ouverte

Mila vroeg of de docent harder wilde praten

Slide 26 - Question ouverte

De rector zei, "ik heet jullie hartelijk welkom op."
A
De zin is goed
B
De rector zei, "Ik heet jullie hartelijk welkom."
C
De rector zei: "ik heet jullie hartelijk welkom."
D
De rector zei: "Ik heet jullie hartelijk welkom."

Slide 27 - Quiz

olaf heb jij een abonnement
A
"Olaf, heb jij een abonnement?"
B
Olaf heb jij een abonnement?
C
Olaf, heb jij een abonnement?
D
"Olaf", heb jij een abonnement?

Slide 28 - Quiz

mag ik je pen lenen vroeg lisa
A
"Mag ik je pen lenen," vroeg Lisa.
B
Mag ik je pen lenen vroeg Lisa?
C
Mag ik je pen lenen, vroeg Lisa.
D
"Mag ik je pen lenen?" vroeg Lisa.

Slide 29 - Quiz

het kind krijste ik wil niet mee
A
Het kind krijste. Ik wil niet mee!
B
Het kind krijste: "ik wil niet mee!"
C
Het kind krijste: "Ik wil niet mee!"
D
Het kind krijste: ik wil niet mee!

Slide 30 - Quiz

bij de hema verkopen ze heerlijke tompoucen op maandag.
A
De zin is correct
B
Bij de hema verkopen ze heerlijke tompoucen op Maandag.
C
Bij de Hema verkopen ze heerlijke tompoucen op maandag.
D
Bij de hema verkopen ze heerlijke tompoucen op Maandag.

Slide 31 - Quiz


Neem de zin over en schrijf een hoofletter waar dat moet. 
sinds wanneer hebben tims ouders een appartement in het noorden van zweden?

Slide 32 - Question ouverte


Neem de zin over en schrijf een hoofletter waar dat moet. 
als het pasen is, komen onze duitse vrienden bij ons eten.

Slide 33 - Question ouverte

Check je kennis
  • Scan de code 
  • Maak de opdrachten in Forms
  • Controleer je antwoorden goed
  • Lever ze in
  • Voldoende? Klaar
  • Onvoldoende? HERHALING
Snap je het nog niet goed?
Kijk het filmpje nog eens
Mail mevrouw Nuis via Teams

Slide 34 - Diapositive

Wat vind je nog moeilijk als het gaat om leestekens en hoofdletters?

Slide 35 - Question ouverte