Terugblik present simple/continuous jaar1

Wanneer gebruik je de present simple?
A
Gewoonte
B
Hobby
C
Waarheid/feit
D
Iets dat langere tijd of permanent is
1 / 49
suivant
Slide 1: Quiz
EngelsMiddelbare schoolvmbo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Wanneer gebruik je de present simple?
A
Gewoonte
B
Hobby
C
Waarheid/feit
D
Iets dat langere tijd of permanent is

Slide 1 - Quiz

Wanneer pas je de SHIT-rule toe?
A
I, you
B
We, they
C
She/he/it

Slide 2 - Quiz

Vind de fout: Kate like to eat an apple
A
eat
B
like
C
an

Slide 3 - Quiz

Vind de fout: I reads books every day
A
books
B
every
C
reads

Slide 4 - Quiz

Bij vraagzinnen in de present simple, zet je het hulpwerkwoord(of vorm van to be) vooraan de zin.
A
True
B
False

Slide 5 - Quiz

Welke woorden gebruiken we als er geen vorm van to be of hulpwerkwoord in de zin staat?

Slide 6 - Question ouverte

"Do" gebruik je bij he/she/it
A
True
B
False

Slide 7 - Quiz

Maak de vraag: The president is old.

Slide 8 - Question ouverte

Maak de vraag: Your mother loves you.

Slide 9 - Question ouverte

Maak de vraag: My cousins play football.

Slide 10 - Question ouverte

Welke woorden gebruiken we bij een ontkenning?

Slide 11 - Question ouverte

Doesn't gebruiken we bij he/she/it
A
True
B
False

Slide 12 - Quiz

Maak de ontkenning: I am good at English.

Slide 13 - Question ouverte

Maak de ontkenning: The king leads the army.

Slide 14 - Question ouverte

Maak de ontkenning: Our parents watch television.

Slide 15 - Question ouverte

Wanneer gebruik je de present continuous?
A
Iets is nu aan de gang
B
Je bent NU iets aan het doen
C
Iets gebeurt nu
D
Alle drie de antwoorden zijn waar

Slide 16 - Quiz

Staat in deze zin de continuous?
Patricia is visiting her mother right now
A
True
B
False

Slide 17 - Quiz

Staat in deze zin de continuous?
He loves to play computer games in the weekend.
A
True
B
False

Slide 18 - Quiz

Staat in deze zin de continuous?
Look! The clouds are moving fast.
A
True
B
False

Slide 19 - Quiz

Hoe maak je de present continuous?

Slide 20 - Question ouverte

Hoe maak je een vraag in de present continuous?
A
Do/does toevoegen
B
Gewoon een vraagteken achter de zin zetten
C
onderwerp en de vorm van "to be" omdraaien

Slide 21 - Quiz

Hoe maak je een ontkenning in de present continuous?
A
Je zet het woordje 'not' ergens in de zin
B
Je zet het woordje 'not' direct achter de vorm van to be
C
Je ze het woordje 'not' aan het eind van de zin

Slide 22 - Quiz

Zet in de present continuous:
(listen) We ____ to the teacher now.

Slide 23 - Question ouverte

Zet in de present continuous:
(walk) Look! Frank ____ in the park.

Slide 24 - Question ouverte

Zet in de present continuous:
(look) I _____ at the board.

Slide 25 - Question ouverte

Zet in de present continuous:
(work) My parents ____ until 5 p.m.

Slide 26 - Question ouverte

Slide 27 - Diapositive

Put the signal words in the right box
Present Simple
Present Continuous
Always
Every day
Never
At the moment
currently
Right now
Today
Often
Regularly
Sometimes
Usually

Slide 28 - Question de remorquage

Staat deze zin in de present simple of present continuous en waarom?
"He walks to school every morning".

A
Present simple.
B
Present continues.
C
Omdat het een gewoonte/ feit of regelmatige gebeurtenis is.
D
Omdat hij dat nu aan het doen is.

Slide 29 - Quiz

Staat deze zin in de present simple of de present continuous en waarom?
"She is talking to her grandmother right now".
A
Present simple.
B
Present continues.
C
Omdat het een gewoonte/ feit of regelmatige gebeurtenis is.
D
omdat ze dat nu aan het doen is.

Slide 30 - Quiz

Staat deze zin in de present simple of de present continuous en waarom?
"His father wakes him up every morning".

A
Present simple.
B
Present continues.
C
Omdat het een gewoonte/ feit of regelmatige gebeurtenis is.
D
Omdat hij dat nu aan het doen is.

Slide 31 - Quiz

Staat deze zin in de present simple of de present continuous en waarom?
"Her mother makes her a cup of tea every morning".
A
Present simple.
B
Present continues.
C
Omdat het een gewoonte/ feit of regelmatige gebeurtenis is.
D
Omdat zij dat nu aan het doen is.

Slide 32 - Quiz

Staat deze zin in de present simple of de present continuous en waarom?
He is drinking a cup of tea at this moment.
A
Present continuous
B
Present simple
C
Omdat het een gewoonte/ feit of regelmatige gebeurtenis is.
D
Omdat hij dat nu aan het doen is.

Slide 33 - Quiz

Wat is het signaalwoord?
She usually ___ (walk) to school.

Slide 34 - Question ouverte

Present Simple or Continuous?
She usually ___ (walk) to school.

Slide 35 - Question ouverte

wat is het signaalwoord?
... your cat always ..... (eat) this much?

Slide 36 - Question ouverte

Present Simple / Continuous:
... your cat always....(eat) this much?

Slide 37 - Question ouverte

wat is het signaalwoord?
Look! He ___ (leave) the house.

Slide 38 - Question ouverte

Present Simple or Continuous?
Look! He ___ (leave) the house.

Slide 39 - Question ouverte

Look! He _______ (leave) the house.
A
leaves
B
is leaving

Slide 40 - Quiz

She usually __________ (walk) to school.
A
walks
B
is walking

Slide 41 - Quiz

Every Sunday we _______ (go) to see my grandparents.
A
go
B
are going

Slide 42 - Quiz

We _________ (play) Monopoly at the moment.
A
play
B
are playing

Slide 43 - Quiz

__________ (he / watch) the news regularly?
A
Does he watch
B
Is he watching

Slide 44 - Quiz

The school bag ________ (be) very heavy.
A
is
B
is being

Slide 45 - Quiz

You usually _________ (arrive) late.
A
arrive
B
are arriving

Slide 46 - Quiz

I ________ (not / work) tonight.
A
don't work
B
am not working

Slide 47 - Quiz

Julie ________ (sleep) right now.
A
sleeps
B
is sleeping

Slide 48 - Quiz

Don't forget to take your umbrella. It ______ (rain) .
A
rains
B
is going to rain

Slide 49 - Quiz