H7 - §7.3 Warmtegeleiding

Welkom in de les
Vandaag:
  • terugblik
  • lesdoelen §7.3
  • instructie §7.3
  • opdrachten maken
  • afsluiten les 

 


§7.3 - Warmtegeleiding
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom in de les
Vandaag:
  • terugblik
  • lesdoelen §7.3
  • instructie §7.3
  • opdrachten maken
  • afsluiten les 

 


§7.3 - Warmtegeleiding

Slide 1 - Diapositive

Vragen §7.2

Slide 2 - Diapositive

Terugblik §7.2

Slide 3 - Diapositive

Opgave 26a

Slide 4 - Diapositive

Opgave 26b

Slide 5 - Diapositive

Opgave 26c

Slide 6 - Diapositive

Als je de massa van de stof die je wilt verwarmen 3 keer zo groot maakt. Hoeveel keer meer energie heb je dan nodig?
A
Dezelfde hoeveelheid
B
2x zo groot
C
3x zo groot
D
2² = 4x zo groot

Slide 7 - Quiz

Even oefenen!
Een waterkoker (1800 W) verwarmt 1,8 L water van 15 ⁰C tot 100⁰C. 
Ga ervanuit dat er geen energie verloren gaat.

Bereken hoeveel warmte de waterkoker moet leveren
in kJ.
Gebruik de G,G,F,B,A methode.




Slide 8 - Diapositive

Antwoord!
G: c = 4,2 J/(g . ⁰C),    m = 1,8 . 10³ g,     ­      T = 85 ⁰C
G: Q = ?
F:  

B:

A: de waterkoker moet 642,6 kJ aan warmte leveren.

Q=c  m  ΔT
Q=4,2  1800  85=642.600
Δ

Slide 9 - Diapositive

Je leert ...
  • uitleggen op welke manieren warmte wordt getransporteerd;
  • rekenen aan warmtestromen;
  • uitleggen hoe je in huis warmte kunt besparen.

Slide 10 - Diapositive

Discussievraag
Waarom kan een thermosfles
koffie heel goed warm én 
koud houden?

Slide 11 - Diapositive

Twee sneeuwpoppen staan naast elkaar. De ene sneeuwpop heeft een jas aan en de ander niet. Het is 7 ⁰C boven nul.
De sneeuwpop met jas smelt sneller.
De sneeuwpoppen smelten even snel.
De sneeuwpop zonder jas smelt sneller.

Slide 12 - Sondage

Warmtetransport
Warmte gaat van een plek met een hoge temperatuur naar een plek met een lage temperatuur. 


Slide 13 - Diapositive

Warmtetransport

Slide 14 - Diapositive

Geleiding
  • Warmte wordt van de ene plaats in een vaste stof doorgegeven aan een andere plaats. 
  • Moleculen geven warmte door, door tegen elkaar te trillen. 
  • De moleculen blijven op hun plaats.

Slide 15 - Diapositive

Stroming
  • Warmte verplaatst zich door de beweging van een gas of vloeistof.

  • Een warme vloeistof of gas is lichter waardoor het opstijgt.
Het water zorgt ervoor dat elk deel van het eten in contact komt met de warmte, terwijl het tegelijkertijd voorkomt dat het eten te heet wordt op 1 plek en daardoor zal verbranden.

Slide 16 - Diapositive

Stroming
  • Warmte verplaats zich alleen als er sprake is van een temperatuurverschil

  • Warmte stroomt van hoge naar lage temperaturen
Warm
Koud

Slide 17 - Diapositive

Stroming
  • Warmte verplaats zich alleen als er sprake is van een temperatuurverschil

  • Warmte stroomt van hoge naar lage temperaturen
1
Warme lucht heeft een kleinere dichtheid dan koude lucht en stijgt op.
2
De warme lucht kan niet verder naar boven en verplaatst langs het plafond door de kamer en koelt af. 
3
Koudere lucht heeft een grotere dichtheid dan warme lucht en zakt weer naar beneden. 
4
De koude lucht verplaatst zich naar de plek waar de warme lucht is opgestegen. Er kan geen vacuüm ontstaan, dus neemt de koude lucht de plaats in van de opgestegen lucht.

Slide 18 - Diapositive

Straling
  • Warmte verplaatsing door straling.
    Als deze straling door een voorwerp wordt geabsorbeerd wordt dit voorwerp warm.

  • Er is geen tussenstof nodig.

  • Het kampvuur zendt zichtbare warmtestraling (licht) en onzichtbare warmtestaling (infraroodstraling) uit. 

Slide 19 - Diapositive

Straling
Het zilverfolie weerkaatst de
straling waardoor de warmte bij
de kampeerder blijft.

Slide 20 - Diapositive

Warmtetransport

Slide 21 - Diapositive

De tegels van de badkamer voelen koud aan als je er met je blote voeten op gaat staan.
A
stroming
B
straling
C
geleiding

Slide 22 - Quiz

Je zit naast een kampvuur en voelt de warmte op je gezicht.
A
stroming
B
straling
C
geleiding

Slide 23 - Quiz

De vloeistof in een thermometer wordt warm als je deze in een pan heet water zet.
A
Stroming
B
straling
C
geleiding

Slide 24 - Quiz

2

Slide 25 - Vidéo

00:16
Wat denk jij?
Het boek heeft een lagere temperatuur dan de harddrive.
Het boek heeft een even hoge temperatuur als de hardrive.
Het boek heeft een hogere temperatuur dan de hardrive.

Slide 26 - Sondage

01:58
Wat verwacht jij?
Als je een ijsblokje gelijktijdig op een aluminiumblokje en een ander ijsblokje op een plastic blokje legt dan ...

Slide 27 - Question ouverte

Warmte vasthouden
Isolatie
<img

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo

Twee sneeuwpoppen staan naast elkaar. De ene sneeupop heeft een jas aan en de ander niet. Het is 7 ⁰C boven nul.
A
De sneeuwpop met jas smelt sneller.
B
De sneeuwpop zonder jas smelt sneller.

Slide 30 - Quiz

Warmtegeleding in stoffen
Warmtestroom: de warmte die per seconde door een wand gaat.
Warmtestroom

Slide 31 - Diapositive

Welke factoren van de wand bepalen de warmtestroom?

Slide 32 - Question ouverte

Warmtegeleding in stoffen
Warmtestroom hangt af van:
- dikte van de wand
- oppervlakte van de wand
- temperatuurverschil 
binnen/buiten
- materiaal van de wand
Warmtestroom

Slide 33 - Diapositive

Warmtegeleding in stoffen
Warmtestroom:
P=dλ A  ΔT

Slide 34 - Diapositive

Warmtegeleding in stoffen
Warmtegeleidingscoëfficiënt - geeft aan hoe goed een stof de warmte kan geleiden.

Slide 35 - Diapositive

Even oefenen!
Bram geeft een feestje en heeft een taart gekocht maar zijn koelkast is kapot. Hij wil deze taart bewaren en doet dit in een doos van piepschuim. De doos heeft een boven- en onderkant van 25 x 20 cm, elke wand is 2 cm dik. De taart heeft een temperatuur van 7 ⁰C, de temperatuur in de kamer is 20 ⁰C.

Bereken de warmtestroom door de deksel van de doos.
Gebruik de G,G,F,B,A - methode.

Slide 36 - Diapositive

Antwoord!
G: binnen= 7 ⁰C,   T buiten= 20 ⁰C,   A = 0,25 . 0,2 = 0,05 m²,   d = 0,02 m,   λ = 0,035 (W/(m . ⁰C)
G: warmtestroom P = ? W

F:

B:

A: de warmtestroom door het deksel is 1, 14 W
P=dλ A  ΔT
P=0,020,035 0,05  13=1,14

Slide 37 - Diapositive

Aan de slag!
Lezen §7.3 uit je boek


Maak: 29 t/m 43






Zs
timer
5:00

Slide 38 - Diapositive

Aan de slag!
Lezen §7.3 uit je boek


Maak: 29 t/m 43


Zf

Slide 39 - Diapositive

Wat weet je al???

Slide 40 - Diapositive

Discussievraag
Waarom kan een thermosfles
koffie heel goed warm én 
koud houden?

Slide 41 - Diapositive

Welke stelling is juist?
A
Iets wat koud is geeft kou af.
B
Iets wat koud is neemt warmte op.

Slide 42 - Quiz

De kachel geeft vooral warmte af door...
A
Warmtestraling
B
Warmtestroming

Slide 43 - Quiz

Hoe kun je goed warmte isoleren?
A
Dubbele glazen in het raam
B
Metalen muren in je huis hebben
C
Buiten koken
D
Lucht tussen de muur

Slide 44 - Quiz

Waar zien we een voorbeeld van GELEIDING bij een pan met kokend water?
A
Vanaf het vuur naar de omgeving
B
In het water
C
In de steel van de pan

Slide 45 - Quiz

Warmteverlies door straling ga je tegen
A
Door het vasthouden van de warme lucht
B
Door te isoleren.
C
Door de warmte terug te kaatsen.
D
Door luchtstroming te verminderen.

Slide 46 - Quiz

Warmtestraling
A
Moet altijd door een tussenstof
B
Gaat niet door een tussenstof

Slide 47 - Quiz

Je kunt...
  • uitleggen wat het verschil is tussen warmte en temperatuur;
  • rekenen aan warmte;
  • de soortelijke warmte van een stof berekenen;
  • uitleggen wat de gevolgen van de grote soortelijke warmte van water zijn.

Slide 48 - Diapositive

Ja, dat kan ik!
😒🙁😐🙂😃

Slide 49 - Sondage