Oefenen H10-12 Toets

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Oefenen SE PTA6
Hoofdstuk 10: Voortplanting
Hoofdstuk 11: Erfelijkheid
Hoofdstuk 12: Evolutie

Slide 2 - Diapositive

Met welk nummer is het
deel aangegeven dat de
penis in erectie brengt?
A
met nummer 3
B
met nummer 4
C
met nummer 5
D
met nummer 6

Slide 3 - Quiz

In welk van de organen
komen zaadcellen het
eerst terecht?
A
in orgaan 1
B
in orgaan 2
C
in orgaan 3
D
in orgaan 4

Slide 4 - Quiz

Hoeveel chromosomen
bevat cel P?
A
46
B
23
C
44
D
22

Slide 5 - Quiz

Waarvoor dient de opbouw van het baarmoederslijmvlies?
A
om bevruchting mogelijk te maken
B
om innesteling mogelijk te maken
C
om menstruatie mogelijk te maken

Slide 6 - Quiz

Zet in onderdelen van de bevalling in de juiste volgorde.
uitdrijving
ontsluiting
nageboorte
1
2
3

Slide 7 - Question de remorquage

In een sinaasappel zitten 4 pitjes.
Hoeveel eicellen zijn er bevrucht?
En hoeveel zaadbeginsels waren er?
A
4 eicellen bevrucht 4 zaadbeginsels
B
4 eicellen bevrucht 8 zaadbeginsels
C
4 eicellen bevrucht ? zaadbeginsels

Slide 8 - Quiz

Als iemand twee dezelfde genen heeft voor een eigenschap dan noemen we die persoon...
A
recessief
B
heterozygoot
C
dominant
D
homozygoot

Slide 9 - Quiz

Iemand met genotype Aa noemen we...
A
heterozygoot dominant
B
heterozygoot recessief
C
heterozygoot
D
intermediair

Slide 10 - Quiz

Als beide ouders drager zijn van een ziekte, dan is de kans dat een nakomeling de ziekte heeft...
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 11 - Quiz

Hoe wordt het genoemd als alleen dieren met bepaalde eigenschappen worden gebruikt om mee te fokken?
A
kunstmatige selectie
B
ongeslachtelijke voortplanting
C
veredeling

Slide 12 - Quiz

Wat is een mutatie?
A
Een tumor
B
Een verandering in het genotype
C
Een verandering in het fenotype

Slide 13 - Quiz

De ontwikkeling van vissen tot amfibieën is een voorbeeld van evolutie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

De ontwikkeling van larve
tot lieveheersbeestje is een
voorbeeld van evolutie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

In een populatie ontstaan voortdurend andere genotypen door mutatie en geslachtelijke voortplanting
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Je hebt naaktslakken en huisjesslakken. Welke kunnen het beste fossiliseren?
A
Naaktslakken die na het sterven aan de lucht blootgesteld blijven
B
Naaktslakken die na het sterven worden afgesloten van de lucht door sedimenten
C
Huisjesslakken die na het sterven aan de lucht blootgesteld blijven
D
Huisjesslakken die na het sterven worden afgesloten van de lucht door sedimenten

Slide 17 - Quiz

Haaien zijn gewervelde dieren. In de afbeelding zie je een stamboom die
de afstamming van verschillende groepen gewervelde dieren weergeeft
volgens de evolutietheorie.
welke antwoorden zijn goed?
A
Haaien zijn eerder ontstaan dan beenvissen.
B
Beenvissen zijn meer verwant aan haaien dan aan amfibieën.
C
A en B kloppen allebei
D
A en B kloppen allebei niet

Slide 18 - Quiz

Volgens de informatie zijn organismen in een tropisch regenwoud in de loop van de tijd aangepast geraakt aan het milieu van het regenwoud. Hebben mutaties daarbij een rol gespeeld? En heeft natuurlijke selectie daarbij een rol gespeeld?
A
Alleen mutaties
B
Alleen natuurlijke selectie
C
Zowel mutatie als natuurlijke selectie
D
Geen van beide

Slide 19 - Quiz

Volgens de evolutietheorie hebben de Aziatische en de Afrikaanse olifant zich ontwikkeld uit ‘oer-olifantachtigen’ die ruim 50 miljoen jaar geleden op aarde leefden.
In de afbeelding is deze ontwikkeling weergegeven in een stamboom
Welke uitspraken zijn juist?
1 Zowel de Aziatische als de Afrikaanse olifant heeft zich ontwikkeld uit de Moeritherium.
2 De Wolharige mammoet is uitgestorven in het Pleistoceen.
A
uitspraak 1 is juist
B
uitspraak 2 is juist
C
beide uitspraken zijn juist
D
beide uitspraken zijn onjuist

Slide 20 - Quiz