Grammar irregular verbs

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Welcome everyone

Get ready please (book, Ipad, pen)

- I'm making a round. Tell me what you did last time (repeat / new grammar)

Today:

We have a lot to do! (Also, I want to play a game)

- Herhaling

- Nieuwe kennis 

- oefenen

Today = past simple + negation

Past simple = verleden tijd 

In NL: Ik dans, gisteren ______ ik

            Wij leren, gisteren ______ wij

+ te(n) / de(n)

En soms 'sterk' werkwoord.

vandaag zoek ik, gister ______ ik.  (worden, zitten, rijden)

Today = past simple + negation

But now in English: 

Most verbs are like this: 

Today I walk, yesterday I _________

Today I listen, yesterday I __________

But sometimes: Today I go, yesterday I _______

(also: drive, sit, swim, forget, etc. )

Regular

Irregular

to sit

to walk

to see

to watch

to dance

to visit

to leave

to love

to have

to break

to talk

to call

Nieuwe kennis: 

Keuze: Meedoen met uitleg + voorbeelden  of: 

Ik ben wel goed in Engels, ik red me wel. Let op! Je mag geen vragen stellen tijdens mijn uitleg. Dat onderbreekt de anderen. 

Basis: p. 64, opdracht 55, 56, 57, 58A + stencil

Kader: p. 64, opdracht 56, 57, 58(a+b) + stencil

*Bij opdracht 57 (Kader) -> Lange vraagzinnen. 

Hoe maak je vragen?

In Nederlands = werkwoord vooraan. 

Ik liep naar school. --> ? 

Ik zag een vogel. --> ?

Hoe maak je vragen, Engels

In het Engels mag je woorden niet zomaar vooraan zetten. Je voegt een vraagwoord toe: 

Did you walk to school? 

Did you see that movie? 

Hoe maak je vragen, Engels

Did you walk to school? 

Did you see that movie? 

Let op het tweede werkwoord. Die heeft nu geen verleden tijd meer. 

Uitzondering:

Staat er 'was/were' in de zin? Of could/should?

Die mag je wel gewoon vooraan zetten!

Were you late for class? 

Was Sam impressed with your skills?

Could Freddy come to the party?

Voorbeelden + opdrachten

Basis: p. 64, opdracht 56, 57, 58A + stencil

Kader: p. 64, opdracht 57, 58(a+b) + stencil

My sister finally ______ (to find) her keys yesterday.

Micheal _______ (to be) on holiday to France, but he's back now.

You ________ (to bake) amazing cookies last week.

Francine and Mandy _______ (to see) a turtle when they were on holiday.