v2a 4 feb
1 / 31
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
het schrift
A
das Buch
B
das Heft
C
die Hefte
D
der Stundeplan
Slide 2 - Quiz
het lesrooster
A
der Stundenplan
B
die Bücher
C
die Klasse
D
die Stunde
Slide 3 - Quiz
het (les)uur
A
die Schule
B
die Klasse
C
die Uhr
D
die Stunde
Slide 4 - Quiz
het huiswerk
A
das Haus
B
die Hausaufgaben
C
die Stunden
D
die Lehrerinnen
Slide 5 - Quiz
Vertaal: volgende week
Slide 6 - Question ouverte
Vertaal naar het Nederlands: jetzt
Slide 7 - Question ouverte
Vertaal naar het Duits: vandaag
Slide 8 - Question ouverte
Wiskunde
A
Kunst
B
Erdkunde
C
Mathe
D
Mathematik
Slide 9 - Quiz
aardrijkskunde
A
Kunst
B
Erdkunde
C
Geografie
D
Sozialkunde
Slide 10 - Quiz
op maandag
A
auf Montag
B
am Monntag
C
am Montag
D
auf Monntag
Slide 11 - Quiz
op woensdag
A
am Mitwoch
B
am mittwoch
C
am Mittwoch
D
am mitwoch
Slide 12 - Quiz
in het weekend
A
am wochenende
B
am Wochende
C
am Wochenend
D
am Wochenende
Slide 13 - Quiz
om één uur
A
om eins Uhr
B
um eine uhr
C
om eine Stunde
D
um ein Uhr
Slide 14 - Quiz
13:15 uur in het Duits
A
Viertel nach eins
B
viertel nach ein
Slide 15 - Quiz
derde
A
dreite
B
dritte
Slide 16 - Quiz
tweede
A
zweite
B
tweite
C
zwölfte
D
secunde
Slide 17 - Quiz
Vertaal: die Buchstaben
Slide 18 - Question ouverte
eerste
A
erste
B
eerste
Slide 19 - Quiz
de taal
ontbijten
omdat
vandaag
de week
kiezen
makkelijk
klaar
het vak
begrijpen
duur
het cijfer
heute
einfach
verstehen
die Sprache
wählen
weil
frühstücken
das Fach
die Note
fertig
teuer
die Woche
Slide 20 - Question de remorquage
nu
gelukkig
vroeg
gek
de letters
beginnen
de kamer
de ervaring
soms
laat
vaak
later
die Buchstaben
das Erlebnis
zum Glück
später
manchmal
jetzt
verrückt
oft
spät
das Zimmer
anfangen
früh
Slide 21 - Question de remorquage
Vertaal: die Klassenarbeit
Slide 22 - Question ouverte
Vertaal: versuchen
Slide 23 - Question ouverte
Vertaal: der Klassenlehrer
Slide 24 - Question ouverte
Wat is het meervoud van: das Heft?
A
Die Hefte
B
Das Hefte
C
Die Heften
D
Die Heftchen
Slide 25 - Quiz
Wat is het meervoud van Die Pause?
A
Die Päuse
B
Die Päusen
C
Die Pausen
D
Die Pause
Slide 26 - Quiz
Wat is het meervoud van: das Handy?
A
Die Händy
B
Die Handys
C
Die Handyn
D
Die Händys
Slide 27 - Quiz
Geef het meervoud van Das Jahr
Slide 28 - Question ouverte
Geef het meervoud van Das Zimmer
Slide 29 - Question ouverte
Als een Duits woord op -ung eindigt, dan is het...
A
Mannelijk (der)
B
Vrouwelijk (die)
C
Onzijdig (das
Slide 30 - Quiz
Bruder is in het Duits
A
Mannelijk (der)
B
Vrouwelijk (die)
C
Onzijdig (das)
