Voedingsmiddelen, voedingsstoffen en stofwisseling

Voedingsmiddelen, voedingsstoffen en stofwisseling
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
VoedingHBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Voedingsmiddelen, voedingsstoffen en stofwisseling

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
De student legt de werking van het menselijk lichaam uit;
De student legt het verwerken van voedsel in het menselijk lichaam uit ;
De student legt verbanden tussen voeding, gezondheid en ziekten.

Slide 2 - Diapositive

Voeding en gezondheid
  • 18e eeuw: wetenschappelijk onderzoek naar relatie voeding en gezondheid, ontdekking voedingsstoffen;
macronutriënten:
  • eiwitten, vetten, koolhydraten
  • leveren energie
  • veel van nodig (grammen)
micronutriënten:
  • vitamines en mineralen
  • leveren geen energie
  • weinig van nodig (milligrammen of microgrammen)

Slide 3 - Diapositive

Aanbevolen voedingsstoffen en voedingsmiddelen
  • voedingsnormen worden opgesteld door de Gezondheidsraad;
  • aanbevolen dagelijkse hoeveelheid: op basis van gemiddelde behoefte van groepen mensen van zelfde geslacht en leeftijdsklasse vastgesteld. ADH voorkomt deficiënties;
  • adequate inneming: als er nog te weinig onderzoeksresultaten zijn om de behoefte van een groep vast te stellen wordt een schatting gemaakt.
  • acceptabele dagelijkse inname: bij toxische stoffen:  de hoeveelheid die je levenslang dagelijks mag innemen zonder schadelijke gevolgen voor de gezondheid.

Slide 4 - Diapositive

Energetische waarde
  • de hoeveelheid energie die voedingsmiddelen kunnen leveren wordt uitgedrukt in kilocalorie (kcal) of kilojoule (kJ)
  • 1 kcal = 4,2 kJ. Grove maat is 30-35 kcal per kg ideaal lichaamsgewicht;
  • ADH van V, E en Kh wordt vaak aangegeven in energieprocent
Energetische waarden: 
  • 1 gram koolhydraten = 4 kcal = 17 kJ
  • 1 gram vetten = 9 kcal = 37 kJ
  • 1 gram eiwitten = 4 kcal = 17 kJ
  • 1 gram voedingsvezel = 2 kcal = 8 kJ
  • 1 gram alcohol = 7 kcal = 30 kJ

Slide 5 - Diapositive

Welke macronutriënten worden onderscheiden?
A
koolhydraten, vetten, eiwitten
B
vetten, eiwitten en mineralen
C
koolhydraten, vetten, vitamines
D
vitamines, mineralen en koolhydraten

Slide 6 - Quiz

Welke kenmerken horen bij micronutriënten?
A
niet essentieel, leveren geen energie en in kleine hoeveelheden nodig
B
niet essentieel, leveren wel energie en in kleine hoeveelheden nodig
C
essentieel, leveren geen energie en in kleine hoeveelheden nodig
D
essentieel, leveren wel energie en in kleine hoeveelheden nodig

Slide 7 - Quiz

Welke voedingsstoffen leveren evenveel energie?
A
koolhydraten en alcohol
B
eiwitten en vetten
C
koolhydraten en vetten
D
koolhydraten en eiwitten

Slide 8 - Quiz

Welke voedingsstof heeft de grootste energetische waarde?
A
vetten
B
eiwitten
C
koolhydraten
D
alcohol

Slide 9 - Quiz

Energiebehoefte
Factoren die energiebehoefte bepalen zijn:
  • basaal metabolisme/basaal stofwisseling
  • energie voor voedselverwerking
  • lichamelijke activiteit
  • energieverhogende situaties

Slide 10 - Diapositive

basaalmetabolisme
  • basale processen die lichaam onwillekeurig verricht (hartslag, ademhaling, temperatuur, activiteiten zenuwstelsel e.d.): kost energie. 
  • wordt beïnvloed door o.a. geslacht, lichaamssamenstelling en oppervlakte, leeftijd, stress, genetische factoren en voedingstoestand.
  • vrouwen hebben lagere stofwisseling dan mannen (lichaamssamenstelling), sporters hebben hogere stofwisseling door spiermassa, jongeren hoger dan ouderen (activiteit cellen).

Slide 11 - Diapositive

energie voor voedselverwerking
  • verwerking voedsel (vertering, resorptie en transport) kost energie; 
  • hoeveelheid energie hangt af van samenstelling voeding (eiwit kost meeste energie);
  • teveel aan energie-inname wordt opgeslagen als lichaamsvet 

Slide 12 - Diapositive

lichamelijke activiteit
  • een grotere lichamelijke activiteit leidt tot een grotere energiebehoefte 

Slide 13 - Diapositive

energieverhogende situaties
Energiebehoefte neemt toe bij:
  • groei
  • herstel na ziekte
  • tijdens zwangerschap en lactatie

Slide 14 - Diapositive

Energiebalans
  • evenveel energie verbruikt als opgenomen: energiebalans is in evenwicht (energie inname = energieverbruik);
  • meer energie opgenomen dan verbruikt: opslag in lichaamsvet (energie inname = energieverbruik + opslag) = positieve energiebalans;
  • positieve energiebalans: kinderen, zwanger vrouwen, herstellenden. Maar ook bij teveel eten en te weinig bewegen! ; Risico op overvoeding en obesitas
  • minder energie opgenomen dan verbruikt: lichaamsvet en lichaamseiwitten gaan verloren (energie inname = lager dan energieverbruik) = negatieve energiebalans;
  • negatieve energiebalans: ziekte, slechte eetlust, eetstoornissen. Risico op ondervoeding en ondergewicht.
  • hormonen spelen belangrijke rol bij handhaven energiebalans, maar ook genetische, psychische factoren en leefstijl spelen mee.

Slide 15 - Diapositive

Welke factoren spelen geen rol in de basaalstofwisseling?
A
lichaamsoppervlakte en leeftijd
B
geslacht en stress
C
lichamelijke inspanning en samenstelling voeding
D
genen en voedingstoestand

Slide 16 - Quiz

Wat wordt bedoeld met een positieve energiebalans?

Slide 17 - Question ouverte

Welke factoren beïnvloeden de energiebalans?
A
eetlust en leeftijd
B
hormonen en leefstijl
C
genen en leeftijd
D
leeftijd en leefstijl

Slide 18 - Quiz

Aanbevolen literatuur
  • Hartman, E., & redactie. (2016). Mens & voeding. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. (hfd 10)
  • Stegeman, N. (2021). Voeding bij gezondheid en ziekte. Groningen/Utrecht: Noordhoff uitgevers bv. (hfd 4 en 8)

Slide 19 - Diapositive