¿Cuál es tu plato favorito? [wat is jouw favoriete gerecht?]
¿Cuáles son tus cantantes favoritos? [wat zijn jouw favoriete zangers?]
Let op: ‘cuál’ kan NOOIT voor een zelfstandig naamwoord staan.
Slide 14 - Diapositive
Gramática
1. ¿(Waar) …………… está el baño?
2. ¿(Wanneer) …………… es tu cumpleaños?
3. ¿(Hoe) …………… hacemos la enchilada?
4. ¿(Waarom) …………… llegaste tarde?
5. ¿(Hoeveel) …………… cuesta un helado?
6. ¿(Hoeveel) …………… libros tienes?
7. ¿(Hoeveel) …………… amigas tienes?
8. ¿(Wie) ………….. es esa persona?
9. ¿(Wat) …………… quieres hacer este fin de semana?
10. ¿(Welke) …………… es tu canción favorita?
Slide 15 - Diapositive
No solo..., sino que (también)
Gramática
no solo..., sino que (también)" wordt gebruikt wordt om twee gerelateerde zinnen te verbinden, waarbij de tweede zin iets extra’s toevoegt aan de eerste.
"niet alleen..., maar ook" "not only..., but (also)"
No solo me gusta leer, sino que también me encanta escribir.
Ik hou niet alleen van lezen, maar ik vind schrijven ook geweldig.
Not only do I like reading, but I also love writing.
Slide 16 - Diapositive
¿Qué me pongo?
La ropa = de kleding/ the clothes
Slide 17 - Diapositive
Wat heb je van
deze les geleerd?
Slide 18 - Question ouverte
Wat vind je nog moeilijk?
Slide 19 - Question ouverte
R: Ik ken woorden die te maken hebben met kleding
T: Ik kan aanwijzende voornaamwoorden gebruiken.
T: Ik kan vragende voornaamwoorden gebruiken.
I: Ik kan de structuur “no solo...sino que (también) in zinnen gebruiken.
Lesdoelen✔
Slide 20 - Diapositive
Huiswerk
Los deberes para la próxima clase:
Maken: werkboekopdracht 6, 11, 12 en 14 blz 20/22/23