Hoofdstuk 1. paragraaf 1.4-1.5 en 1.6

• Marketing & Communicatie
• MBO
• Studiejaar 1

Zet de vijf marktbenaderingsconcepten in de juiste volgorde. 

De oudste eerst.

1

2

3

4

5

Verkoopconcept

Maatschappelijk

marketingconcept

Marketingconcept

Productconcept

Productieconcept

Een fabrikant die alleen bezig is met het zo efficiënt mogelijk produceren valt onder de marktbenadering?

1. Het verkoopconcept
2. Het productconcept
3. Het productieconcept
4. Het marketingconcept

Een fabrikant die zijn producten afstemt op de wensen en behoeften van de consument valt onder de marktbenadering?

1. Het verkoopconcept
2. Het productconcept
3. Het productieconcept
4. Het marketingconcept

Het verschil tussen marketing en sales is:

1. Sales is veel moeilijker
2. Marketing gaat uit van een behoefte en sales niet
3. Sales gaat uit van een behoefte en marketing niet
4. Marketing vindt na de sales plaats.

Wens

Behoefte

Wat is geen voorbeeld van customer service?

1. Goede bereikbaarheid via de telefoon, social media en e-mail
2. Snel en serieus afhandelen van klachten
3. Luxe veters in de schoenen
4. Een betalingsregeling voor de aanschaf van nieuwe computers

Vraag naar producten in het algemeen

soort

merk

2. Welke van de drie vraagsoorten behoort niet tot de effectieve vraag?

1. Herhalingsaankoop,
2. Uitbreidingsvraag,
3. Vervangingsvraag
4. Afgeleide vraag

Generieke vraag

Primaire vraag

Secundaire vraag

Generieke vraag

Primaire vraag

Secundaire vraag

Het kopen van een tweede tas is een voorbeeld van:

1. initiële vraag
2. vervangingsvraag
3. potentiële vraag
4. additionele vraag

Dit is de eerste aankoop van een product door een afnemer

1. vervangingsvraag
2. initiële vraag
3. potentiële vraag
4. primaire vraag

Wat zijn de kenmerken van de marktvorm oligopolie?

1. 1 aanbieder, homogeen product
2. Weinig aanbieders, heterogeen product
3. Weinig aanbieders, homogeen product
4. Veel aanbieders, homogeen product

Wat betekent 'Monopolie'

1. Alleenrecht op een bepaald product of handel in een bepaald product
2. Een groot bedrijf met vestigingen in meerdere landen.
3. Het verhandelen van goederen en diensten op wereldschaal.
4. Alleenrecht op een bepaald product of handel in een bepaald product

Hieronder staan vijf marktvormen. Geef van elke martkvorm aan of het gaat om een monopolie of een oligopolie. Sleep de zinnen naar de juiste plek.

Monopolie

Oligopolie

Uitgifte van rijbewijzen

Internetproviders

Prorail

Microsoft

Onderwijs

Welke marktvorm hoort bij Netflix?

1. Oligopolie
2. Monopolie
3. Volkomen concurrentie
4. Monopolistische concurrentie

Om welke marktvorm
gaat het hier?

1. Monopolie
2. Volkomen mededinging
3. Oligopolie
4. Monopolistische concurrentie

Bij welke marktvorm(en) zijn er veel aanbieders?

1. Oligopolie en Monopolie
2. Volkomen concurrentie en Oligopolie
3. Monopolie en Monopolistische concurrentie
4. Volkomen concurrentie en Monopolistische concurrentie