Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 80 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Boeken-
pitches
Slide 2 - Diapositive
Lesdoelen
Ik weet hoe ik aantrekkelijk kan formuleren met signaalwoorden en verwijswoorden.
Ik herhaal de verschillende soorten verwijswoorden.
Slide 3 - Diapositive
Huiswerk nakijken
Maak: H6 Formuleren opdracht 4.
timer
1:00
Slide 4 - Diapositive
H6 Formuleren
Gebruik verwijswoorden en signaalwoorden om verband aan te brengen tussen zinnen.
Leer de signaalwoorden en tekstverbanden goed uit je hoofd.
Ik heb een boek gekocht. Het boek is spannend. Je wordt meegenomen in het verhaal van de hoofdpersoon. / Ik heb een boek gekocht dat spannend is, want je wordt meegenomen in het verhaal van de hoofdpersoon.
Dat verwijst naar boek. Boek is de antecedent.
Slide 5 - Diapositive
Korte herhaling verwijswoorden
Verwschillende soorten verwijswoorden.
Persoonlijke voornaamwoorden: hij, hem, zij, ze, hen, hun.
Bezittelijke voornaamwoorden: zijn, haar, hun.
Aanwijzende voornaamwoorden: deze, die, dit, dat.
Bijwoorden: daar, waar, toen, zo.
Verwijzen naar personen: vz+wie
Verwijzen naar dingen/dieren: daar/waar +vz
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Zoek de fout en geef het juiste verwijswoord aan. Hij schonk een kop koffie in voor hun.
Slide 8 - Question ouverte
Zoek de fout en geef het juiste verwijswoord aan. De jongen waarover ik vertelde is verhuisd.
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Zoek de fout en geef het juiste verwijswoord aan.
Het mooiste doelpunt wat Koeman heeft gescoord, vergeet hij nooit meer.
Slide 11 - Question ouverte
Zoek de fout en geef het juiste verwijswoord aan.
Ben je echt alles vergeten dat je op de basisschool hebt geleerd?
Slide 12 - Question ouverte
Huiswerk 13 juni
Laatste keer huiswerk voor Nederlands dit schooljaar!!!!