12. Zwangerschap

Levenscyclus/levensfasen
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Levenscyclus/levensfasen

Slide 1 - Diapositive

Levenscyclus
  • Het begint allemaal met een verliefd stel
  • Nu heb je verliefde stellen in allerlei soorten
  • Voor de voortplanting heb je echter persé een man en een vrouw nodig
  • Beide produceren voortplantingscellen
  • De man een zaadcel ...
  • ... de vrouw een eicel
  • Als die samen komen ontstaat een bevruchte eicel, het begin van een menselijk leven
  • De bevruchte eicel wordt ...
  • ... een embryo ...
  • ... wordt een foetus
  • ... wordt een baby
  • ... wordt uiteindelijk weer een man of een vrouw
  • en de cyclus kan opnieuw beginnen

  • Individuen sterven, de soort blijft bestaan 

Slide 2 - Diapositive

Levensfasen
We onderscheiden een aantal levensfasen in het leven van een mens
Baby
kleuter
peuter
schoolgaand kind
puber
adolescent
volwassene
bejaarde

Slide 3 - Diapositive

Seksualiteit en voortplanting

Slide 4 - Diapositive

Verliefd
Alles over seks en seksualiteit

Slide 5 - Diapositive

Man-vrouw-zwanger

Slide 6 - Diapositive

De man
Open in nieuw venster
zaadblaasje
voegt vocht toe aan zaadcellen waardoor deze beweeglijk worden
Prostaat
voegt vocht toe aan zaadcellen waardoor deze beweeglijk worden
zaadleider
vervoert zaadcellen 
bijbal
opslag van zaadcellen
zaadbal
Ook wel teelbal of testes
Hier worden zaadcellen geproduceerd
eikel
Meest gevoelige deel van de penis
zwellichaam
Hier wordt bloed in gepompt waardoor de penis in erectie komt
urinebuis
Vervoeren van sperma (zaadcellen + zaadvocht)
De urinebuis vervoert ook urine

Slide 7 - Diapositive

De vrouw
trechter
Verbreed begin van de eileider.
Vangt de rijpe eicel op bij de ovulatie.
eierstok
Hierin zitten 400.000 onrijpe eicellen. 
Iedere 4 weken rijpt er een (soms meer) die vrijkomt. 
(ovulatie of eisprong) 
eileider
Vervoert de eicel naar de baarmoeder.
Hierin vindt ook de bevruchting plaats.

urineblaas
urinebuis
vagina
Bij geslachtgemeenschap komt hier het sperma. 
Zaadcellen zwemmen via de baarmoeder naar de 
eicel om die te bevruchten 
baarmoeder
De bevruchte eicel nestelt zich in de wand van de baarmoeder.
Hier vindt dan de ontwikkeling van het embryo plaats. Het kind groeit en ontwikkelt zich in 40 weken tot het geboren wordt.

Slide 8 - Diapositive

Menstruatiecyclus

Slide 9 - Diapositive

Bevruchting
eisprong
Na de eisprong blijft de eicel zonder bevruchting 
nog ongeveer een dag in leven. 
zaadcellen
Zaadcellen blijven na de zaadlozing zeker drie dagen in leven.
De bevruchting vindt plaats in de eileider.
Celdelingen
Direct na de bevruchting begint de eicel zich te delen.
Zo ontstaat een klompje cellen.
innesteling
Direct na de bevruchting begint de eicel zich te delen.
Zo ontstaat een klompje cellen, dat zich in de wand van
de baarmoeder nestelt.

Slide 10 - Diapositive

Zwanger

Slide 11 - Diapositive

Ontwikkeling in de baarmoeder
  • klompje cellen voor de innesteling

  • eerste groei door opname van voeding uit bloed in het baarmoederslijmvlies

  • ontwikkeling van placenta

  • embryo met vruchtvliezen en placenta

Slide 12 - Diapositive

Geboorte
  • Ontsluiting

  • Vliezen breken

  • Persweeen

  • Uitdrijving

  • Nageboorte




Slide 13 - Diapositive

.. of anders
  • Normaal

  • Stuitligging

  • Dwarsligging

Slide 14 - Diapositive

Tussen twee menstruaties zit altijd 4 weken
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

De menstruatriecyclus begint op de eerste dag van het menstrueren
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Het menstrueren duurt gemiddeld zo'n 4 a 5 dagen
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

De meeste vrouwen menstrueren tussen hun 12e en 50e jaar
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Halverwege de cyclus vindt de ovulatie plaats
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Aan het begin van de cyclus vindt de ovulatie plaats
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

De menstruatie begint als het gele lichaam is afgestorven
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Iedere maand rijpt er 1 (of 2) eicel
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Bevruchting vindt plaats binnen een dag in de eileider
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Een dag of 5 na de ovulatie nestelt het embryo zich in het baarmoederslijmvlies
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Een dag of 5 na de ovulatie nestelt het embryo zich in het baarmoederslijmvlies
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Als een vrouw zwanger is gaan de ovulatie gewoon door, het menstrueren niet.
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

De eerste celdelingen van het jonge embryo vinden al plaats in de eileider
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

Na de innesteling kan het embryo ook gaan groeien, de voedingsstoffen worden opgenomen via de placenta.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

In de placenta mengt het bloed van moeder en baby zodat er voeding en zuurstof in het bloed van de baby komt.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quiz

Na ongeveer 40 weken is het tijd dat de baby geboren wordt.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quiz

Een normale geboorte verloopt volgens de volgende stappen:
1. Ontsluiting, 2. breken van vliezen, 3. persweeën,
4. uitdrijving, 5. nageboorte
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quiz

Een normale geboorte verloopt volgens de volgende stappen:
1. Ontsluiting, 2. breken van vliezen, 3. persweeën,
4. uitdrijving, 5. nageboorte
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quiz

Voor een vlotte bevalling is het belangrijk dat de baby in een goede stuitligging "ligt".

A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

Tweelingen
Twee-eiig
  • twee eicellen
  • twee zaadcellen
  • twee bevruchte eicellen
  • twee baby's
  • lijken op elkaar als normale broers en zussen
  • kunnen twee jongens, twee meisjes
    of één jongen en één meisje zijn

Een-eiig
  • één eicel
  • één zaadcel
  • één bevruchte eicel
  • bevruchte eicel splitst
  • twee baby's
  • lijken op elkaar als twee druppels water
  • het DNA is identiek
  • Altijd twee maal hetzelfde geslacht

Slide 34 - Diapositive

SOA's

Slide 35 - Diapositive

  • sexueel
  • overdraagbare
  • aandoening

  • veilig vrijen
  • condoom


  • Chlamydia (b)
  • Gonorroe (b)
  • Syfilis (b)
  • Candida (sch)
  • HIV/aids (v)

Slide 36 - Diapositive

Voorbehoudsmiddelen

Slide 37 - Diapositive

  • barriere

  • hormonen

  • achteraf

  • rigoreus

  • onbetrouwbaar

Slide 38 - Diapositive

Bloedgroepen en zwangerschap (T)

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive