Blok 2 - Grammatica - les 1 - Verschil bvb en bwb

Blok 2 - Grammatica
Verschil bijvoeglijke en bijwoordelijke bepaling

Nodig: stencil opdracht 1
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Blok 2 - Grammatica
Verschil bijvoeglijke en bijwoordelijke bepaling

Nodig: stencil opdracht 1

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kunnen 
Je weet wat het verschil is tussen en bijvoeglijke bepaling en een bijwoordelijke bepaling en kunt dat uitleggen.
Je kunt een enkelvoudige zin in zinsdelen verdelen en de volgende zinsdelen benoemen:
  • ond
  • wwg
  • lv
  • mv
  • bwb
  • bvb (bijvoeglijke bepaling)
Weten 
2

Slide 2 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Hoe zit het ook alweer - bijvoeglijke bepaling?
2
Voeg een bijvoeglijke bepaling toe voor het zelfstandig naamwoord en na het zelfstandig naamwoord.

Slide 3 - Diapositive

Wijs bijvoorbeeld uw tas aan en vraag een leerling hier een bijvoeglijke bepaling voor en/of achter te zetten. Dit levert dan een zin op als ‘De rode tas van de docente Nederlands staat bij haar bureau’. Herhaal deze opdracht met een aantal andere voorwerpen en/of leerlingen. (In het laatste geval levert dit een zin op als ‘Het meisje met de blonde krullen zit naast het raam’.)Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Hoe zit het ook alweer - bijwoordelijke bepaling?
2
Noem een paar voorbeelden van vragen waarop een bijwoordelijke bepaling het antwoord kan zijn. 

Slide 4 - Diapositive

Wijs bijvoorbeeld uw tas aan en vraag een leerling hier een bijvoeglijke bepaling voor en/of achter te zetten. Dit levert dan een zin op als ‘De rode tas van de docente Nederlands staat bij haar bureau’. Herhaal deze opdracht met een aantal andere voorwerpen en/of leerlingen. (In het laatste geval levert dit een zin op als ‘Het meisje met de blonde krullen zit naast het raam’.)Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Hoe zit het ook alweer - bijwoordelijke bepaling?
2
Voeg een bijvoeglijke bepaling toe voor het zelfstandig naamwoord en na het zelfstandig naamwoord.
Waarnaar?
Hoe?
Hoeveel?
Waar?
Wanneer?
Waardoor?
Waarmee?

Slide 5 - Diapositive

Wijs bijvoorbeeld uw tas aan en vraag een leerling hier een bijvoeglijke bepaling voor en/of achter te zetten. Dit levert dan een zin op als ‘De rode tas van de docente Nederlands staat bij haar bureau’. Herhaal deze opdracht met een aantal andere voorwerpen en/of leerlingen. (In het laatste geval levert dit een zin op als ‘Het meisje met de blonde krullen zit naast het raam’.)Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Hoe zit het ook alweer - bijwoordelijke bepaling?
2
Staat er een bijwoordelijke bepaling in de volgende zin?

Het meisje met de blonde krullen zit naast het raam.
Kun je er nog een bwb aan toevoegen?

Slide 6 - Diapositive

Wijs bijvoorbeeld uw tas aan en vraag een leerling hier een bijvoeglijke bepaling voor en/of achter te zetten. Dit levert dan een zin op als ‘De rode tas van de docente Nederlands staat bij haar bureau’. Herhaal deze opdracht met een aantal andere voorwerpen en/of leerlingen. (In het laatste geval levert dit een zin op als ‘Het meisje met de blonde krullen zit naast het raam’.)Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Hoe zit het ook alweer?
2




  • Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?  
  • Hoe vind je het onderwerp?  
  • Hoe vind je het lijdend voorwerp?  
  • Hoe vind je het meewerkend voorwerp?  
  • Hoe vind je de bijwoordelijke bepaling?  

Het meisje heeft de koningin gisteren een bosje bloemen aangeboden.
Dit zijn alle werkwoorden in een zin samen.
Wie of wat + werkwoordelijk gezegde? (Wie/wat doet het?)
Wie of wat + gezegde + onderwerp? 
(Bepaalde werkwoorden hebben altijd een lv)

Aan wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?(bepaalde werkwoorden hebben altijd een mv)

Met vragen als: waar, wanneer, waardoor, waarmee, waarnaar, hoe, hoeveel?

Slide 7 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Zelfstandig werken
2
Lees
2.5 Zinsontleding - Verschil tussen bijvoeglijke en bijwoordelijke bepaling (blz. 78)
Maak
Opdracht 1.1 (stencil), opdracht 1.2 en 2 (in je schrift)
Hoe
Alleen of met schoudermaatje, fluisterniveau
Tijd
15 minuten
Eerder klaar?
Ga naar LessonUp.app en log vast in. Ook kun je vast bijspijkeropdrachten maken in de online lesmethode.
Resultaat
Na 10 minuten bespreken we opdracht 1 en 2. Daarna maken we opdracht 3 via LessonUp.
timer
15:00

Slide 8 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.


  1. Jongeren gaan graag op vakantie naar het eiland Terschelling.
  2. De meesten gaan naar de grootste camping van het eiland.
  3. De eigenaar van de camping ziet de jongeren graag komen.





Vul in of het vetgedrukte deel een bijwoordelijke of bijvoeglijke bepaling is.

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


 
4. Hij heeft een snackbar en een discotheek op zijn terrein neergezet.
5. Daardoor hoeven de jongeren weinig van het terrein af.
6. Dit doen ze bijvoorbeeld wel als ze naar het strand willen.





Vul in of het vetgedrukte deel een bijwoordelijke of bijvoeglijke bepaling is.

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions



7.   Maar ze zijn toch vooral op de camping te vinden.
8.   Jaren later kun je op Terschelling vaak weer dezelfde gezichten zien.
9.   De jongeren van toen zijn er dan met hun gezin op vakantie.
10. Nu genieten ze vooral van de mooie natuur op het eiland.


Vul in of het vetgedrukte deel een bijwoordelijke of bijvoeglijke bepaling is.

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik weet wat het verschil is tussen en bijvoeglijke bepaling en een bijwoordelijke bepaling en kan deze bepalingen benoemen in een zin.
010

Slide 12 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions