Vergeet vaagtaal (zonder vbn)

Vergeet vaagtaal!
Tips om heerlijk helder te schrijven
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Vergeet vaagtaal!
Tips om heerlijk helder te schrijven

Slide 1 - Diapositive

Deel 1: Heerlijk helder
Vergelijk telkens de zinnen in de volgende slides en kies de meest aantrekkelijke zin. Die is ...
  • duidelijk: je begrijpt meteen wat men wil zeggen, je hoeft er niet bij na te denken
  • vlot leesbaar
  • aangenaam: je kan een hele tekst met zulke zinnen lezen zonder dat je er 'moe' van wordt

Slide 2 - Diapositive

A. Behoudens een vergissing van onzentwege, vertoonde uw rekeningstand een saldo in ons voordeel.
B. Door onze vergissing moet u nog een openstaande rekening betalen.
Zin A
Zin B

Slide 3 - Sondage

Tip 1: Gebruik gewonemensentaal
Kies woorden die je ook in alledaagse spreeksituaties gebruikt en waarvan je de betekenis goed kent.
Vermijd woorden die te formeel of zwaarwichtig zijn, zo vermijd je ook een fout gebruik! 

Slide 4 - Diapositive

A. Arthur gooide een propje naar de leerkracht.
B. Er werd een propje naar de leerkracht gegooid door Arthur.
Zin A
Zin B

Slide 5 - Sondage

Tip 2: Vermijd passiefconstructies
Geef de voorkeur aan actieve vormen en vermijd overbodige passiefconstructies. 
Actieve formuleringen klinken persoonlijker en vlotter, terwijl passieve zinnen de vaart uit de tekst halen en voor veel herhaling van 'worden' of 'zijn' zorgen. 

Slide 6 - Diapositive

Wanneer verkies je wel een passiefconstructie? 
  1.  De uitvoerder of het onderwerp is onbekend of onbelangrijk: 'De president werd daarnet vermoord.'
  2. De uitvoerder wordt bewust verzwegen: 'Er zullen harde maatregelen genomen worden.' 
  3. De passiefconstructie verbetert de tekstsamenhang: 'We beginnen onze reis in New Orleans. De stad is gesticht in de achttiende eeuw.'
  4. De passiefconstructie voorkomt verwarring over de uitvoerder: 'De automobilist die door de agent neergeschoten is.' vs. 'De automobilist die de agent heeft neergeschoten.'

Slide 7 - Diapositive

A. Het aankopen van vuurwerk voor het vieren van Nieuwjaar is hier enkel toegelaten op 31 december.
B. Vuurwerk voor Nieuwjaar mag je hier enkel op 31 december aankopen.
Zin A
Zin B

Slide 8 - Sondage

Tip 3: Vermijd naamwoordstijl
Naamwoordstijl = van een werkwoord een substantief te maken, bijvoorbeeld door 'het' aan het werkwoord toe te voegen. 
--> typisch voor ambtelijke teksten
--> minder vlot om te lezen, de tekst wordt 'zwaar'

Slide 9 - Diapositive

A. Het boek heeft enkele opvallende kenmerken, zoals de motieven.
B. In 'Een schitterend gebrek' vallen drie motieven op.
Zin A
Zin B

Slide 10 - Sondage

Tip 4: Kies voor woorden met een concrete betekenis
  • Geef zo precies mogelijk aan wat je bedoelt en vermijd vage aanduidingen als verschillende, enkele ... 
  • Kies voor betekenisvolle woorden en vermijd vage woordenschat (dingen, zaken, kenmerken ...) en loperwerkwoorden (hebben, zijn, staan, gaan, doen, maken ...)

Slide 11 - Diapositive

A. Na alle argumenten opgesomd te hebben, kunnen we zeggen dat Verhulst wel een humoristische manier van schrijven heeft.
B. Verhulst heeft dus een humoristische schrijfstijl.
Zin A
Zin B

Slide 12 - Sondage

Tip 5: Kom meteen ter zake
Vermijd: 
  • omslachtige openers (We kunnen stellen dat ...)
  • stopwoorden (namelijk, eigenlijk, in feite ...)
  • een combinatie van hulpwerkwoorden en/of bijwoorden (ik zou misschien kunnen ...)
  • storende herhalingen
Bondiger = krachtiger en duidelijker! 

Slide 13 - Diapositive

A. Dat ik te laat was, kwam door het feit dat ik een lekke band had.
B. Ik was te laat omdat ik een lekke band had.
Zin A
Zin B

Slide 14 - Sondage

Tip 6: Kies voor korte, concrete formuleringen en vermijd voorzetselketens. 
Voorzetselketen = lange opeenvolging van bepalingen die met een voorzetsel beginnen (ten behoeve van, als gevolg van, door middel van).
Als je het met minder woorden kan zeggen zonder de betekenis te veranderen, verkies je de korte versie. 
Bondiger = krachtiger en duidelijker. 

Slide 15 - Diapositive

Oefenen maar!
Maak in groepjes de oefeningen op p. 4-5.
  • Oefening 1: a-e
  • Oefening 2: a-f
  • Oefening 3
  • Oefening 4: a-h, f niet

Slide 16 - Diapositive

Deel 2: Grammaticale fouten
Welke grammaticale fout vind je in de volgende zinnen? 

Slide 17 - Diapositive

Een groot aantal mensen konden niet naar binnen.
A
congruentiefout
B
fout verwijswoord
C
onduidelijk verwijswoord
D
indringer in werkwoordelijke eindgroep

Slide 18 - Quiz

Fout 1: Congruentiefout
  • Het onderwerp en de persoonsvorm moeten congrueren = ze staan allebei in het enkelvoud of in het meervoud. 
  • Een aantal mensen = enkelvoud, konden = meervoud
  • Een groot aantal mensen kon niet naar binnen. 

Slide 19 - Diapositive

Janne had beloofd dat ze zou aanwezig zijn.
A
congruentiefout
B
fout verwijswoord
C
onduidelijk verwijswoord
D
indringer in werkwoordelijke eindgroep

Slide 20 - Quiz

Fout 2: Indringer in de werkwoordelijke eindgroep
In verzorgde schrijfstaal staat het voltooid deelwoord vooraan of achteraan in de werkwoordelijke eindgroep. 
Niet-werkwoordelijke elementen mogen niet tussen de delen van de werkwoordelijke eindgroep komen. 
  • Niet: Janne had beloofd dat ze zou aanwezig zijn. 
  • Wel: Janne had beloofd dat ze aanwezig zou zijn. 

Slide 21 - Diapositive

Dit boek beschrijft de Verenigde Staten en haar bevolking.
A
congruentiefout
B
fout verwijswoord
C
onduidelijk verwijswoord
D
indringer in werkwoordelijke eindgroep

Slide 22 - Quiz

Fout 3: Fout verwijswoord
'Verenigde Staten' is een meervoud, correct is het verwijswoord 'hun'. Zorg ervoor dat je verwijswoord altijd overeenstemt met het getal en geslacht van het antecedent.

Slide 23 - Diapositive

Ik vind dat ze kerncentrales moeten afschaffen.
A
congruentiefout
B
fout verwijswoord
C
onduidelijk verwijswoord
D
indringer in werkwoordelijke eindgroep

Slide 24 - Quiz

Fout 4: Onduidelijk verwijswoord
Wie is 'ze' in de voorgaande zin? 
Verwijs niet naar iets dat of iemand die je niet eerder vernoemd hebt in de voorgaande zinnen. 

Slide 25 - Diapositive

Oefenen!

Slide 26 - Diapositive