Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
voortplanting
Slide 1 - Diapositive
Geslachtskenmerken
- Primaire geslachtskenmerken
- Secundaire geslachtskenmerken
Bij jongens gaat dat om:
- een zwaardere stem
- zwaardere spieren
- baardgroei
- haargroei rond de geslachtsorganen, in de oksels en vaak ook op de borst
Bij meisjes:
- borstontwikkeling
- haargroei rond de geslachtsorganen en in de oksels
- een breder bekken
- een dikkere onderhuidse vetlaag
Slide 2 - Diapositive
Hypofyse
- Belangrijke hormoonklier
- Maakt onder andere geslachthormonen
& groeihormonen
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Groeispurt
- Groeihormonen zorgen voor snelle celdeling in kraakbeencellen
in de groeischijven
- Groeistop -> Na puberteit verbenen groeischijven & verkalken
kraakbeencellen
Slide 5 - Diapositive
Vrouwelijk voortplantingsorgaan
Slide 6 - Diapositive
Vrouwelijk voortplantingsorgaan
Slide 7 - Diapositive
Mannelijke voortplantingsorgaan
Slide 8 - Diapositive
Mannelijke voortplantingsorgaan
Slide 9 - Diapositive
De eisprong
Slide 10 - Diapositive
De Menstruatiecyclus
- Een cyclus van gemiddeld 28 dagen
- Verloopt in 4 stappen:
1. Er rijpt een eicel in één van de eierstokken
2. De binnenkant van de baarmoeder is bedenkt met baarmoederslijmvlies. Zodra een eicel begint te rijpen
wordt dit slijmvlies dikker.
3. Na ongeveer twee weken is de eisprong.
4. Als de rijpe eicel niet wordt bevrucht is het verdikte baarmoederslijmvlies niet meer nodig. Dit slijmvlies laat na twee weken later los. Dit druppelt met bloed uit de vagina. Cyclus begint op nieuw
Slide 11 - Diapositive
De Menstruatiecyclus
Slide 12 - Diapositive
Bevruchting
Als een man en vrouw geslachtsgemeenschap hebben gehad, gaan de zaadcellen op weg via de vagina en baarmoeder richting de eicel in de eileider.
Wanneer de eicel en zaadcel elkaar tegenkomen in de eileider, gaat de kop van de zaadcel de eicel binnen. Als de kern van de zaadcel en eicel versmelten, noem je dat bevruchting.
Slide 13 - Diapositive
Innesteling
Na de bevruchting begint de bevruchte eicel zich te delen en wordt via de eileider richting de baarmoeder vervoerd.
Het wordt een bolletje cellen die, eenmaal in de baarmoeder aangekomen, vast gaat zitten in het baarmoederslijmvlies.
Dit vastzitten in het baarmoederslijmvlies noem je innesteling. Het bolletje cellen wordt dan een embryo genoemd.
Slide 14 - Diapositive
Zwangerschap
Door een zwangerschapstest komt een vrouw erachter dat zij zwanger is.
De eerste tien weken van de zwangerschap wordt de embryonale fase genoemd. In deze fase ontstaan alle organen bij het embryo, vanaf daarna groeit het kindje alleen nog maar en wordt het foetus genoemd.
Het embryo/foetus wordt tegen stoten beschermd door vruchtwater en vruchtvliezen.
Slide 15 - Diapositive
Vanaf de plek waar het embryo is ingenesteld, ontstaat de placenta (moederkoek). Aan de placenta en aan het embryo/foetus zit de navelstreng vast.
In de placenta lopen de bloedvaten van het embryo dicht langs de bloedvaten van de moeder.
Voedingsstoffen en zuurstof worden vanuit het bloed van de moeder afgegeven aan het bloed van het kindje en andersom.
Slide 16 - Diapositive
Bevalling
Na ongeveer 40 weken komt de baby ter wereld.
De bevalling bestaat uit drie fases:
1. Ontsluiting
2. Uitdrijving
3. Nageboorte
Slide 17 - Diapositive
Ontsluiting
In deze fase wordt de baarmoedermond wijder.
De moeder kan pas beginnen met persen als
de baarmoedermond een diameter heeft van 10 cm.
Slide 18 - Diapositive
Uitdrijving
Als er persweeën zijn, zal het kindje uit de
baarmoeder worden gedreven.
Het kindje gaat het geboortekanaal door,
naar buiten.
Slide 19 - Diapositive
Nageboorte
Weeën die ongeveer een kwartier na de
geboorte van het kindje beginnen,
zorgen voor de nageboorte.
De placenta, vruchtvliezen en resten
van de navelstreng zullen de vrouw verlaten.
Slide 20 - Diapositive
Geslacht & Gender
- Geslacht -> bepaald door je geslachtsorganen
waarmee je geboren bent.
- Gender-> met welk je geslacht jezelf identificeert.
- Interseks -> iemand met mannelijke en vrouwelijke geslachtskenmerken.
- Transgender-> iemand liever als het andere geslacht
door het leven wil gaan.
- Non-binair-> iemand die zich niet kenmerkt met beide
geslachten.
Slide 21 - Diapositive
Genderstereotypen
- "Jongens moeten stoer zijn en meisjes moet zorgzaam zijn".
- ideeën/verwachtingen over hoe mannen
/vrouwen en jongens/meisjes zich horen te gedragen.