K1C Voor het PTO-2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Op tafel: 

schrijfmap,  laptop

Lesprogramma vandaag

1. Wat doen voor PTO?
2. (Wat doen voor boekopdracht en waar lever je in?)
   
3. Hoe gaat het met Numo?
4. Oefenen met alle onderdelen

Leerdoelen PTO-2: Je leert..

hst 21 ... de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

hst 22 ... hoe je meervoudsvormen schrijft 

hst 24 ... hoe je vragen en opdrachten op school beantwoordt 

hst 25 ... wat vaktaal is en hoe je het gebruikt

hst 26 ... hoe je de indeling van een tekst herkent

hst 29 ... hoe je zwakke werkwoorden schrijft in de verleden tijd 

hst 30 ... hoe je sterke woorden in de verleden tijd schrijft

Boekopdracht ingeleverd? 

In Magister/ELO/Opdrachten

Heb je volgende week 5 uur op NUMO gewerkt?  

Werk aan werkwoordspelling!

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de tt in deze zin?
(kijken)
Ik .... door een verrekijker

1. kijk
2. kijkt
3. kijken

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de tt in deze zin?
(krijgen)
Diego ...... een gouden ketting voor zijn verjaardag.

1. krijg
2. krijgt
3. krijgen

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de tt in deze zin?
(willen)
Saar ...... een gouden ketting voor haar verjaardag.

1. wil
2. wilt
3. willen

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de tt in deze zin?
(worden)
...... jij volgende week kampioen met jouw team?

1. word
2. wordt
3. worden

Geef het meervoud van deze woorden:
mus - parkiet - duif

Welk antwoord past het beste bij deze vraag:
Geef je mening over wat de schrijver zegt...

1. Ik ben het niet eens met de schrijver
2. De schrijver zegt .....

Welk antwoord past het beste bij deze opdracht:
Verklaar wat je hier moet doen.

1. Ik weet niet wat je hier moet doen
2. Je moet het volgende doen....

Wat is vaktaal?

Welke drie onderdelen kun je in bijna iedere (informerende) tekst herkennen?

schrijf deze persoonsvorm in de verleden tijd:
Gisteren (lach) ik nog om het proefwerk

schrijf deze persoonsvorm in de verleden tijd:
Hij (wensen) dat hij rijk was

schrijf deze persoonsvorm in de verleden tijd:
Ik (denken) de hele dag aan mijn moeder

schrijf deze persoonsvorm in de verleden tijd:
Wij (willen) naar huis!