Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Planning
Terugblik (vragen)
Lesdoelen
Uitleg
Opdrachten maken
Slide 1 - Diapositive
Terugblik
Slide 2 - Diapositive
Welke drie celorganellen kom je wel tegen in een plantencel maar niet in een dierencel?
Slide 3 - Question ouverte
Ze de termen aan de rechterkant van boven naar beneden op volgorde van klein naar groot.
Weefsel
Cel
Orgaanstelsel
Orgaan
Organisme
Slide 4 - Question de remorquage
Slide 5 - Diapositive
DE CELKERN
Basisstof 5
Slide 6 - Diapositive
De celkern
De celkern bevat DNA
Aantekening
Slide 7 - Diapositive
Je hebt 2 meter DNA
in elke cel
DNA is een molecuul
Slide 8 - Diapositive
Wat is DNA?
DNA bevat de informatie voor al je erfelijke eigenschappen.
Aantekening
Slide 9 - Diapositive
Wat is DNA?
Een 'streepjescode' voor alle erfelijke eigenschappen, bijv.
- oogkleur
- lengte
-krullen
maar ook:
- muzikaal
- vrolijk
Slide 10 - Diapositive
Een gen (aantekening)
Een gen is een stukje DNA
voor een erfelijke eigenschap.
De code wordt bepaald door
de volgorde van de basenparen
Slide 11 - Diapositive
Code voor genen
Basenparen:
A-T T-A
G-C C-G
Slide 12 - Diapositive
Sleep de basen naar de juiste plek op de DNA streng
T
G
C
T
G
T
A
G
Slide 13 - Question de remorquage
In elke lichaamscel zit hetzelfde DNA!
Een gen kan 'aan' staan in een cel waar dat nodig is
Een gen kan 'uit' staan in een cel waar dat niet nodig is.
Slide 14 - Diapositive
Chromosomen
Chromosomen zijn langgerekte dunne 'draden' die voor een groot deel bestaan uit de stof DNA
De mens heeft 46 chromosomen
Aantekening
Slide 15 - Diapositive
Chromosomen
In elke cel zitten 46 chromosomen
23 kreeg je van je moeder
23 kreeg je van je vader
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
Wat zit er in de celkern?
A
Vacuole
B
bladgroenkorrels
C
DNA
D
een celwand
Slide 19 - Quiz
In de afbeelding zie je een foto van een cel met een celkern. Vindt er celdeling plaats in deze cel? En welke uitleg klopt bij het antwoord?
A
Ja, de chromosomen zijn zichtbaar
B
Ja, de chromosomen zijn niet zichtbaar
C
Nee, de chromosomen zijn niet zichtbaar
D
Nee, de chromosomen zijn zichtbaar
Slide 20 - Quiz
Het gekleurde deel van het oog heet de iris. Bevat een cel in de iris 46 chromosomen?
A
Ja
B
Nee
Slide 21 - Quiz
Opdrachten
Lezen BS 5
Maken opdracht 1 t/m 10
Slide 22 - Diapositive
Celdeling
Basisstof 6
Slide 23 - Diapositive
Planning
Terugblik (vragen)
Lesdoelen
Uitleg
Opdrachten maken
Slide 24 - Diapositive
Terugblik
Slide 25 - Diapositive
Bodybuilders hebben een gespierd lichaam. Is het hebben van zo'n gespierd lichaam een erfelijke eigenschap?
A
Ja
B
Nee
Slide 26 - Quiz
Op internet staan veel afbeeldingen van DNA. In de afbeelding is één zo'n plaatje weergegeven. Heeft de tekenaar van deze afbeelding het juiste aantal basen getekend?
A
Ja
B
Nee
Slide 27 - Quiz
In het DNA vormen de basen A, C, G en T vaste paren. Welke paren zijn dat?
A
A met G en C met T
B
A met T en C met G
Slide 28 - Quiz
Bevruchting
Slide 29 - Diapositive
Waarom celdeling?
Een mens bestaat uit ongeveer 100 biljoen cellen
Celdeling is nodig om te groeien
Slide 30 - Diapositive
Aantekening
Celdeling is nodig om te groeien
Slide 31 - Diapositive
Aantekening
Celdeling is nodig om te groeien
Celdeling is nodig om cellen te vervangen (bijvoorbeeld huidcellen of als je een wondje hebt)
Slide 32 - Diapositive
Celcyclus (aantekening)
Slide 33 - Diapositive
Stamcel
Meer stamcellen
Gespecialiseerde cellen
Slide 34 - Diapositive
Stamcellen
Stamcel = een cel die nog niet gespecialiseerd is
Slide 35 - Diapositive
Opdrachten
Slide 36 - Diapositive
Op deze afbeelding zie ik meerdere cellen?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 37 - Quiz
Cytoplasma:
A
dieren
B
planten
C
beide
Slide 38 - Quiz
Vacuole
A
planten
B
dieren
C
beide
Slide 39 - Quiz
Celwand
A
planten
B
dieren
C
beide
Slide 40 - Quiz
Plastiden:
A
planten
B
dieren
C
beide
Slide 41 - Quiz
Celmembraan
A
planten
B
dieren
C
beide
Slide 42 - Quiz
Welke onderdelen hebben zowel dierencellen als plantencellen
A
Celwand, vacuole, celkern
B
Celwand, celkern, cytoplasma
C
Celmembraan, celkern, vacuole
D
Celmembraan, celkern, cytoplasma
Slide 43 - Quiz
Je ziet hier
A
een cel, celkern, genen
B
een cel, celkern, chromosomen
C
een celkern, chromosomen, genen
D
een celkern, genen, DNA
Slide 44 - Quiz
Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Spaghetti
D
Draden
Slide 45 - Quiz
Welke basen vormen paren?
A
AT en GU
B
GC-AT
C
AA en TT
D
GG en CC
Slide 46 - Quiz
Hoe meer chromosomen een organisme heeft, hoe intelligenter het organisme is