Les 4. Grammatica 'SER'

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Mevrouw de Cuba

El programa de hoy 

• Bienvenido (5 min)
• Cijfer (15 min)
• Persoonlijke voornaamwoorden (15 min)
• het werkwoord ser  (30 min)
• los deberes (15 min)

SO uitdelen

 Laagste cijfer: 5.5

Hoogste cijfer: 9.7

Gemiddelde cijfer: 7,9

Nabespreken SO

De lidwoorden 

Zelfstandige naamwoorden eindigend op: 

• ción, sión, dad, a 

zijn meestal VROUWELIJK. 

Zelfstandige naamwoorden eindigend op: 

• ma, o, r, l (medeklinkers) 

zijn meestal MANNELIJK. 

Nabespreken SO

De woorden: Nederlands - Spaans 

Nabespreken SO

De zinnen: Nederlands - Spaans, Spaans - Nederlands en beantwoorden 

¿Preguntas?     Vragen?

Wat ging beter?

1. vocabulario
2. gramática

Wat ging beter?

1. vocabulario
2. frases clave

Wat ging beter?

1. Frases clave
2. gramática

Lidwoorden

1. ..het... casas
2. ..de... chico
3. ...de.. mano
4. ...het.. problema
5. ..het... cosas
6. ..een.. silla
7. ..een.. móvil
8. ..enkele.. hermanos
9. ..enkele.. años
10. ..een.. canciones

Persoonlijk voornaamwoord

Wat zijn persoonlijk voornaamwoorden?

Nederlandse persoonlijk voornaamwoorden?

Spaanse persoonlijk voornaamwoorden?

Persoonlijke voornaamwoorden

ik	yo
jij	tú
hij - zij - u	él - ella - usted
wij	nosotros/-as
jullie	vosotros/-as
zij meervoud - u meervoud	ellos - ellas - ustedes

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort erbij:
Paco y yo

1. vosotros/as
2. tú
3. yo
4. nosotros/as

Het juiste persoonlijke voornaamwoord voor:
La señora García

1. ustedes
2. usted
3. el
4. vosotros

Wat zijn persoonlijke voornaamwoorden?

1. rojo, azul y amarillo
2. arriba, debajo, al lado
3. yo, usted, nosotros
4. bien, mal, terrible

Het juiste persoonlijke voornaamwoord voor: Pedro

1. yo
2. él
3. ella
4. tú

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort erbij?
Anna y Angelica

1. ellos
2. ellas
3. ella
4. ello

¡A trabajar!

Opdracht 1

Opdracht 2

El verbo SER

SER = zijn

1.beschrijving

2.beroep

3.relatie

4.tijdsaanduiding

5.definitie

6.afkomst

1.La chica es inteligente.

2.Maria es profesora.

3.Luis es mi hermano.

4.¿Cuándo es la fiesta?

5.Madrid es capital de España.

6.Soy de Holanda./Soy holandés.

yo (ik)

tú (jij)

él, ella, usted (hij, zij, u)

nosotros, nosotras (wij)

vosotros, vosotras (jullie)

ellos, ellas,ustedes (zij)

SER (zijn)

persoonsvormen

soy (ik ben)

eres (jij bent)

es (hij, zij is/ u bent)(ev)

somos (wij zijn)

sois (jullie zijn)

son ( zij zijn, u bent) (mv)

vervoeging

Sleep de vormen van ser naar de juiste plek.

nosotros

yo

él, ella, ud.

tú

vosotros

ellos, ellas, uds.

eres

somos

es

soy

son

sois

_______ (yo) española
Ik ben Spaanse.

______ (tú) Elena
Jij bent Elena

______ (nosotros) de Madrid.
Wij komen uit Madrid.

Carlos y yo .....................(ser)holandeses.

1. eres
2. es
3. somos
4. sois

Mis amigos...................(ser)muy simpáticos.

1. somos
2. sois
3. son
4. es

Vul de juiste vorm van SER in.
Yo.....................(ser)estudiante.

1. eres
2. soy
3. somos
4. son

La profesora de español..........................(ser)mexicana.

1. es
2. eres
3. somos
4. soy

Wat is de juiste vervoeging van
vosotros (ser)

1. eres
2. somos
3. soy
4. sois

ser, yo

1. soy
2. eres
3. es
4. sois

SER

Maak DEZE opdracht

¿Listo? Wb p. 22 ejercicio 23 y 24

los deberes

Wb p. 23 ejercicio 23, 24, 25 y 26