Les 4. Grammatica 'SER'

Mevrouw de Cuba
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Mevrouw de Cuba

Slide 1 - Diapositive

El programa de hoy 
  • Bienvenido (5 min)
  • Repaso 
  • Persoonlijke voornaamwoorden (15 min)
  • het werkwoord ser  (30 min)
  • los deberes (15 min)

Slide 2 - Diapositive

SO 
Bepaald en onbepaald lidwoorden 
woorden uit de selectie in Quizlet 
zelfstandige nwrd meervoud/enkelvoud kunnen opschrijven
vragen uit frases clave kunnen schrijven/ beantwoorden

Slide 3 - Diapositive


Zelfstandige naamwoorden eindigend op: 
  • ción, sión, dad, a 
zijn meestal VROUWELIJK. 

Slide 4 - Diapositive


Zelfstandige naamwoorden eindigend op: 
  • ma, o, r, l (medeklinkers) 
zijn meestal MANNELIJK. 

Slide 5 - Diapositive

¿Preguntas?     Vragen?

Slide 6 - Diapositive

Lidwoorden
  1. ..het... casas
  2. ..de... chico
  3. ...de.. mano
  4. ...het.. problema
  5. ..het... cosas
  6. ..een.. silla
  7. ..een.. móvil
  8. ..enkele.. hermanos
  9. ..enkele.. años
  10. ..een.. canciones
timer
5:00

Slide 7 - Diapositive

¡A trabajar!
timer
15:00

Slide 8 - Diapositive

Quizlet
  • Open een nieuw tabblad
  • Ga naar quizlet.com
  • Log in: via jouw Google schoolaccount
  • Ga naar klassen
  • Havo 2 2024-2025
  • Oefen met de vocabulario 
timer
10:00

Slide 9 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord

Wat zijn persoonlijk voornaamwoorden?
Nederlandse persoonlijk voornaamwoorden?
Spaanse persoonlijk voornaamwoorden?

Slide 10 - Diapositive

Persoonlijke voornaamwoorden
ik
yo
jij
hij - zij - u
él - ella - usted
wij
nosotros/-as
jullie
vosotros/-as
zij meervoud - u meervoud
ellos - ellas - ustedes

Slide 11 - Diapositive

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort erbij:
Paco y yo
A
vosotros/as
B
C
yo
D
nosotros/as

Slide 12 - Quiz

Het juiste persoonlijke voornaamwoord voor:
La señora García
A
ustedes
B
usted
C
el
D
vosotros

Slide 13 - Quiz

Wat zijn persoonlijke voornaamwoorden?
A
rojo, azul y amarillo
B
arriba, debajo, al lado
C
yo, usted, nosotros
D
bien, mal, terrible

Slide 14 - Quiz

Het juiste persoonlijke voornaamwoord voor: Pedro
A
yo
B
él
C
ella
D

Slide 15 - Quiz

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort erbij?
Anna y Angelica
A
ellos
B
ellas
C
ella
D
ello

Slide 16 - Quiz

¡A trabajar!
timer
10:00

Slide 17 - Diapositive

El verbo SER

Slide 18 - Diapositive

SER = zijn

1.beschrijving
2.beroep
3.relatie
4.tijdsaanduiding
5.definitie
6.afkomst



1.La chica es inteligente.
2.Maria es profesora.
3.Luis es mi hermano.
4.¿Cuándo es la fiesta?
5.Madrid es capital de España.
6.Soy de Holanda./Soy holandés.

Slide 19 - Diapositive




yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u)

nosotros, nosotras (wij)
vosotros, vosotras (jullie)
ellos, ellas,ustedes (zij)
SER (zijn)
persoonsvormen

soy (ik ben)
eres (jij bent)
es (hij, zij is/ u bent)(ev)

somos (wij zijn)
sois (jullie zijn)
son ( zij zijn, u bent) (mv)
vervoeging

Slide 20 - Diapositive

Sleep de vormen van ser naar de juiste plek.
nosotros
yo
él, ella, ud.
vosotros
ellos, ellas, uds.
eres
somos
es
soy
son
sois

Slide 21 - Question de remorquage

_______ (yo) española
Ik ben Spaanse.

Slide 22 - Question ouverte

______ (tú) Elena
Jij bent Elena

Slide 23 - Question ouverte

______ (nosotros) de Madrid.
Wij komen uit Madrid.

Slide 24 - Question ouverte

Carlos y yo .....................(ser)holandeses.
A
eres
B
es
C
somos
D
sois

Slide 25 - Quiz

Mis amigos...................(ser)muy simpáticos.
A
somos
B
sois
C
son
D
es

Slide 26 - Quiz

Vul de juiste vorm van SER in.
Yo.....................(ser)estudiante.
A
eres
B
soy
C
somos
D
son

Slide 27 - Quiz

La profesora de español..........................(ser)mexicana.
A
es
B
eres
C
somos
D
soy

Slide 28 - Quiz

Wat is de juiste vervoeging van
vosotros (ser)
A
eres
B
somos
C
soy
D
sois

Slide 29 - Quiz

ser, yo
A
soy
B
eres
C
es
D
sois

Slide 30 - Quiz

SER
Maak DEZE opdracht





¿Listo? Wb p. 22 ejercicio 23 y 24
timer
10:00

Slide 31 - Diapositive

los deberes
Wb p. 23 ejercicio 23, 24, 25 y 26

Slide 32 - Diapositive