6.6 Duurzaamheid

Terugblik
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Terugblik

Slide 1 - Diapositive

Welke energiebronnen zijn geen fossiele brandstoffen?
A
Aardgas
B
Aardolie
C
bio-ethanol
D
Steenkool

Slide 2 - Quiz

Wind
Grond
individu
populatie
ecosysteem
Levensgemeenschap
Abiotische factor

Slide 3 - Question de remorquage

Vormen de alle levende organismen in de sloot een ecosysteem, een levensgemeenschap of een populatie?
A
Ecosysteem
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Biosfeer

Slide 4 - Quiz

wat zijn de vier niveau's van de ecologie van klein naar groot?
A
individu, populatie, levensgemeenschap, ecosystemen
B
levensgemeenschap, individu, populatie, ecosystemen

Slide 5 - Quiz

Wat is ecologie?
A
De omgeving en het milieu waar het organisme in leeft.
B
Het bestuderen van de relaties tussen organismen en hun milieu.
C
De relaties tussen organismen onderling.
D
Het is een soort voedsel voor een ander organisme.

Slide 6 - Quiz

Welk niveau van de ecologie wordt beschreven?
Op de Veluwe leven wilde zwijnen die zich onderling voortplanten. Samen vormen ze een
De populaties van de verschillende soorten op de Veluwe vormen een
De Veluwe is een voorbeeld van een
Een enkel organisme noem je een
levensgemeen-schap
individu
populatie
ecosysteem

Slide 7 - Question de remorquage

Merels en mussen die leven in het zelfde bos behoren tot dezelfde populatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Wanneer spreken we van een biologisch evenwicht?
A
Als de populatiegrootte altijd hetzelfde is
B
Als de populatiegrootte een populatiegrootte is
C
Als de populatiegrootte rond een gelijke waarde schommelt
D
Als de dieren in een populatie even zwaar zijn

Slide 9 - Quiz

De zeespiegel stijgt.
Er komt meer blauwalg in het water.
Er ontstaan meer bos-branden.
Planten bloeien eerder.
Het water in sloten en
plassen warmt op.
Er zijn meer hittegolven
Het zeewater warmt op en
zet uit.
In het voorjaar stijgt de
temperatuur eerder.

Slide 10 - Question de remorquage

6.6 Duurzaamheid

Slide 11 - Diapositive

Leerdoel
  • 12 Je kunt uitleggen wat duurzaamheid is.
  • 13 Je kunt aangeven wat duurzame oplossingen voor milieuproblemen in Nederland kunnen zijn.

Mensen gebruiken de aarde voor voedsel, grondstoffen en energie. Met z’n allen gebruiken we meer dan de aarde kan geven. Er zijn duurzame oplossingen.


Slide 12 - Diapositive

1

Slide 13 - Vidéo

00:10-00:13
Dat was in 2023 op 12 april
World overshoot day

Slide 14 - Diapositive

Duurzaamheid
Duurzaam omgaan met het milieu betekent: ervoor zorgen dat het milieu geen schade ondervindt van jouw activiteiten. Duurzaamheid betekent dus:
• niet meer stoffen uit het milieu halen dan het milieu kan aanvullen
• niet meer stoffen toevoegen aan het milieu dan het milieu kan verwerken

Slide 15 - Diapositive

1. Duurzame energie
Veroorzaakt geen milieuvervuiling en raakt niet op. Bijvoorbeeld:
  • Biomassa bestaat uit afval van planten en dieren, zoals hout, groente-, fruit- en tuinafval (gft), mest en plantaardige olie. Biomassa wordt gebruikt als brandstof in elektriciteitscentrales.
  • Windmolens
  • Zonnepanelen
  • Waterkracht

Slide 16 - Diapositive

2. Duurzame grondstoffen
Een manier om minder grondstoffen te gebruiken, is oude grondstoffen opnieuw gebruiken. Dat kan door hergebruik of door recycling.
Bij hergebruik wordt een voorwerp opnieuw gebruikt, bijvoorbeeld statiegeldflessen en tweedehands kleding. Bij recycling wordt afval gebruikt als grondstof voor nieuwe producten, zoals afval van papier, glas, metalen en kleding. Ook auto’s en elektrische apparaten, zoals tv’s en computers, worden gerecycled.

Slide 17 - Diapositive

Naast duurzame grondstoffen kun je natuurlijk ook minder grondstoffen gebruiken. Want hoe minder nieuwe spullen mensen kopen, hoe minder grondstoffen er nodig zijn. Je kunt bijvoorbeeld:
• een apparaat laten repareren als het kapot is, in plaats van een nieuw apparaat te kopen;
• minder kleding kopen en vaker tweedehands kleding kopen;
• spullen langer gebruiken voor je ze weggooit of vervangt.

Slide 18 - Diapositive

3. Duurzame landbouw
In de toekomst zal heel veel voedsel nodig zijn voor alle mensen op aarde. Daarom zijn manieren van landbouw nodig die wel veel voedsel opleveren, maar niet de aarde vervuilen of uitputten. Twee manieren zijn precisielandbouw en kringlooplandbouw.

Slide 19 - Diapositive



Gebruikt technologie om planten heel precies te geven wat ze nodig hebben, zoals voedingsstoffen, licht en water. Een boer gebruikt dan bijvoorbeeld gps, robots, sensoren, drones en computers. Zo zijn minder energie en grondstoffen nodig.
 


betekent duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen, zoals de bodem, de lucht en het water. Afval van planten en dieren wordt zo veel mogelijk hergebruikt. Bijvoorbeeld: voedsel dat wij niet meer eten, wordt gebruikt als voer voor dieren. Boeren gaan zuinig om met grondstoffen en ze zorgen voor zo min mogelijk vervuiling en uitputting.
Precisielandbouw
Kringlooplandbouw

Slide 20 - Diapositive

4. Minder vervuiling
- Schepen en fabrieken mogen schadelijke stoffen niet lozen in het milieu. 
- Auto’s krijgen een katalysator , daardoor minder vervuilende uitlaatgassen
- Fabrieken moeten filters in hun schoorstenen aanbrengen 
boeren filteren de lucht uit de stallen

Slide 21 - Diapositive

5.Minder broeikasgassen
Koolstofdioxide is een belangrijk broeikasgas. Vooral ons gebruik van fossiele brandstoffen zorgt voor uitstoot van koolstofdioxide. Door minder fossiele brandstoffen te gebruiken, kunnen we de uitstoot terugdringen. Dit kan bijvoorbeeld door zuinige apparaten te gebruiken. Apparaten werken op elektriciteit, maar die elektriciteit wordt vaak opgewekt met fossiele brandstoffen. Door energielabels kun je zien hoe zuinig een huis, apparaat of auto is

Slide 22 - Diapositive

Wat kan jij doen?


• minder nieuwe kleding kopen, kleding langer dragen
• de verwarming een graadje lager zetten
• vaker de fiets nemen in plaats van de auto of de scooter
• reizen met de trein in plaats van met het vliegtuig
• korter douchen (scheelt water en gas of elektriciteit)
• letten op keurmerken op producten
• geen plastic tasjes en plastic verpakkingen gebruiken
• afval in een afvalbak gooien en niet op straat

Slide 23 - Diapositive

Aan het werk! Bio!
Wat? 6.6 Duurzaamheid- opdrachten 1 t/m 11.
Opdracht 4 maak je in je mapje

Waar? In Magister.me in de studiewijzer mens en natuur. 

Klaar? Test jezelf. 
Niet af? Dan is het Huiswerk!!!

timer
1:00

Slide 24 - Diapositive