Woordenschat mbo (figuurlijk taalgebruik, betekenis afleiden uit tekst of woord)

Woordenschat
Lesdoel: je kunt de betekenis van een woord afleiden uit de tekst of uit het woord.
Lesdoel 2: je kunt figuurlijk en letterlijk taalgebruik van elkaar onderscheiden.
 


1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat
Lesdoel: je kunt de betekenis van een woord afleiden uit de tekst of uit het woord.
Lesdoel 2: je kunt figuurlijk en letterlijk taalgebruik van elkaar onderscheiden.
 


Slide 1 - Diapositive

Je kunt de betekenis van een woord...
  • ... afleiden uit de tekst (1.1)
  • ... afleiden uit het woord zelf (1.2)

Slide 2 - Diapositive

Met de handel in goud gaat het niet goed, maar de handel in cryptomunten floreert juist. Wat betekent floreert?
A
Gaat achteruit
B
Draait goed

Slide 3 - Quiz

Betekenis afleiden uit de tekst
  • Lees de zin waar het woord in staat.
  • Kijk naar voorbeelden, omschrijvingen, synoniemen en tegenstellingen in de tekst.
  • Let op illustraties.

Slide 4 - Diapositive

Betekenis afleiden uit het woord
  • Lijkt het woord op een woord dat je kent? Bijvoorbeeld circuleren of instrueren.
  • Herken je een deel van het woord?

Slide 5 - Diapositive

Wat betekent het woord massacommunicatie?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Maak een zin met het woord pre-corona

Slide 8 - Question ouverte

Figuurlijk en letterlijk taalgebruik
Het is hier een zwijnenstal!

Slide 9 - Diapositive

Ik heb er een hard hoofd in of ik wel zal slagen.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 10 - Quiz

Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 11 - Quiz

Dat is op zijn zachts gezegd niet leuk.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 12 - Quiz

Opdracht
  • Gezegdes en spreekwoorden worden altijd figuurlijk gebruikt.
  • In tweetallen teken je de letterlijke betekenis van het spreekwoord/gezegde (denk aan het voorbeeld van de zwijnenstal!). 
  • Je schrijft de betekenis van het spreekwoord op de achterzijde van je tekening. Zorg dat de rest van de klas dit niet te zien krijgt.
  • Na een kwartier presenteer je de poster. Je klasgenoten raden welk gezegde het is en wat de betekenis is. 
timer
15:00

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive