De bevruchting en de geboorte

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 2

De bevruchting en de geboorte

Leerdoelen

- Je vertelt waar bevruchting plaatsvindt.

- Je legt uit wat innesteling is.

- Je benoemt de onderdelen betrokken bij de zwangerschap.

- Je beschrijft de drie fases van een bevalling.

Ovulatie

Ovulatie

Ovulatie

Bevruchting

Innesteling

Ovulatie tot innesteling = 9 dagen

Innesteling

Navelstreng

Waarom kan maar één zaadcel versmelten met een eicel?

1. Zodra een zaadcel de eicel is binnen gedrongen, verdwijnt het celmembraan.
2. Zodra een zaadcel de eicel is binnen gedrongen, wordt het celmembraan giftig.
3. Zodra een zaadcel de eicel is binnen gedrongen, wordt het celmembraan ondoordringbaar

In welk deel vindt de bevruchting plaats?

In welke periode heeft innesteling plaatsgevonden?

1. in periode P
2. in periode Q
3. in periode R
4. niet aangegeven

Wat gebeurt er met de eicel zodra deze bevrucht is?

1. De eicel gaat zich delen.
2. De eicel stoot de zaadcel af.
3. De eicel zwemt door middel van de zweepstaart naar de baarmoeder.

In welk deel vindt de innesteling plaats?

Wat wordt weergegeven met periode P?

1. innesteling
2. menstruatie
3. ovulatie

Wat wordt via de
navelstreng vervoerd?

1. afvalstoffen
2. voeding
3. zuurstof
4. alle genoemde stoffen

De geboorte

Na negen maanden zwangerschap wordt een baby geboren. De bevalling vindt plaats in verschillende fasen.

Bevalling: de ontsluiting

De eerste verschijnselen van de bevalling zijn meestal de weeën. Hierbij trekken de spieren in de baarmoederwand zich met tussenpozen samen. Tijdens de weeën worden de baarmoederhals en baarmoedermond wijder (zie afbeelding). Dat heet de ontsluiting. Hierbij breken meestal de vruchtvliezen, waardoor het vruchtwater via de vagina wegvloeit. Het kan wel twintig uur duren voor de ontsluiting voldoende groot is om het hoofdje erdoor te laten.

Bevalling: uitdrijving

Hierna vindt de uitdrijving plaats (zie afbeelding). De weeën worden steeds krachtiger en ook de spieren in de buikwand gaan zich samentrekken. Door deze persweeën wordt het kind naar buiten geperst. De uitdrijving kan van enkele seconden tot wel twee uur duren.

Ligging

Bij een normale bevalling komt eerst het hoofdje naar buiten (zie afbeelding 1). Bij een stuitligging (zie afbeelding 2) komt eerst 

het kontje of een voetje naar buiten. Bij 

een dwarsligging (zie afbeelding 3) kan 

het kind niet via de vagina worden geboren. 

Door een operatie via de buikwand 

(keizersnede) komt het kind ter wereld. 

Ook bij een stuitligging wordt het kind vaak 

geboren via een keizersnede. Een 

dwarsligging komt niet vaak voor.

Na de bevalling

Na de geboorte worden restjes slijm uit de mond en luchtwegen van de baby gehaald (zie afbeelding 1). Vervolgens wordt de navelstreng afgeklemd en doorgeknipt (zie afbeelding 2). De baby begint meestal meteen te huilen. Dat is een goed teken: de ademhaling is op gang gekomen. Het deel van de navelstreng dat aan de baby vastzit, droogt in ongeveer een week uit en valt dan af. Hierdoor ontstaat bij het kind een soort litteken op de buik: de navel.

Na de uitdrijving is de bevalling nog niet helemaal afgelopen. De placenta, de resten van de navelstreng en de vruchtvliezen worden door samentrekkingen van de baarmoederwand losgewoeld. Ze worden ongeveer een kwartier na de baby uitgedreven (zie afbeelding 3). Dit noem je de

nageboorte. De nageboorte kan 

worden bespoedigd door een 

injectie met een hormoon. De 

verloskundige of arts controleert 

of de nageboorte compleet is.

Wat gebeurt er wanneer de foetus in een dwarsligging ligt?

De verloskundige zegt tegen een vrouw met weeën dat ze met de persweeën mag meepersen.
Welke fase van de bevalling begint dan?

1. nageboorte
2. ontsluiting
3. uitdrijving
4. weeën

Kan het kind in afbeelding 5 worden geboren via de vagina of moet het via een keizersnede? Leg je antwoord uit.

Lees de tekst ‘Smoes blijkt toch spoedbevalling’.

Welke fase van de bevalling is begonnen op het moment van aanhouding door de politie?

1. nageboorte
2. ontsluiting
3. uitdrijving

Schrijf 2 dingen op die je deze les geleerd hebt.

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen