2.1 Informatieve teksten

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Lezen, Luisteren, Kijken 

H 2.1 Informatieve teksten (blz. 55 t/m 61)

Programma

1. Voorkennis activeren
2. Actuele informatieve tekst
3. Uitleg informatieve teksten
4. Aan de slag 

Lesdoel

• Je herkent en begrijpt informatieve teksten. 
• Je leert de waarde van informatie in die teksten te beoordelen.

Welke informatieve
teksten ken je?

Wat is je leesdoel bij het lezen van een informatieve tekst?

1. iemands mening te weten komen
2. leren hoe je iets moet doen
3. antwoord krijgen op vragen over een onderwerp

Voorbeelden van informatieve teksten

• nieuwsberichten
• uitleg van een docent
• achtergrondverhalen
• folder
• interviews
• studieteksten

        

                    We gaan nu een actuele, informatieve tekst lezen

VOOR het lezen

Je leest zo een tekst 'Alles wordt duurder'.

Hoe komt het dat het leven duurder is geworden, denk je?

TIJDENS het lezen

Let tijdens het lezen goed op de verbanden die een probleem, oorzaken (2) en oplossingen (2) aangeven. 

Zoek de twee oorzaken en de twee oplossingen. Onderstreep die in de tekst. 

Antwoorden op de volgende slide.

TIJDENS het lezen

NA het lezen

Welke (kleine) dingen kun je volgens de tekst doen om het leven (iets) minder duur te maken?

Welke dingen zou de overheid volgens jou nog meer kunnen doen om burgers door deze dure tijden te helpen?

Doel informatieve teksten

• de lezer op een objectieve, zakelijke manier iets laten weten over een onderwerp of gebeurtenis
  

Sommige informatieve teksten lees en kijk je voor je plezier (nieuws, weerbericht, filmoverzicht), maar veel informatieve teksten moet je lezen of bekijken (leestekst voor Nederlands, studietekst over je opleiding).

Welke teksten zijn waarschijnlijk objectief en informatief ? 

(kijk naar de bron)

Wat zijn kenmerken van een folder?

1. tekst in kolommen
2. tussenkopjes
3. titel
4. gevouwen vel papier

Waar moet je op letten om te weten of de tekst betrouwbaar is?

1. wie is de schrijver?
2. de bron (waar komt de informatie vandaan)
3. hoe oud is de informatie?
4. kun je de informatie controleren?

Aan de slag

Lezen/luisteren en kijken 2.1

Opdracht 2 en 3

KLAAR?

Kies zelf één van de overige opdrachten