Zinsbouw - groep 8

Zinsbouw 
groep 7/8
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Zinsbouw 
groep 7/8

Slide 1 - Diapositive

lesdoelen
1.  Ik kan uitleggen wat de volgende woordsoorten zijn: 
een lidwoord, naamwoord, werkwoord, voorzetsel, bijv. naamwoord en bijwoord. 
2. Ik kan de woordsoorten herkennen in een zin.

Ik loop rechts naast het lieve meisje

Slide 2 - Diapositive

Waarom?

Slide 3 - Diapositive

lidwoord
de
het
een

Slide 4 - Diapositive

Ik loop naar de kast.
Wat is het lidwoord?

Slide 5 - Question ouverte

Ik wil een ijsje.
Wat is het lidwoord?

Slide 6 - Question ouverte

Noem de lidwoorden.

Slide 7 - Question ouverte

naamwoord
1. Kun je er  de, het of een voor zetten?
2. Is het een mens, dier of ding?

Slide 8 - Diapositive

naamwoord

Slide 9 - Carte mentale

De aap springt in de boom.
Wat is het naamwoord (2) ?

Slide 10 - Question ouverte

In de klas luisteren de kinderen goed.
Wat is het naamwoord (2)?

Slide 11 - Question ouverte

werkwoord
Een werkwoord laat zien wat er gedaan wordt in een zin
Kun je het doen?

Slide 12 - Diapositive

werkwoorden

Slide 13 - Carte mentale

De juf staat voor de klas.
Wat is het werkwoord?

Slide 14 - Question ouverte

In het bos rennen veel kinderen rond.
Wat is het werkwoord?

Slide 15 - Question ouverte

voorzetsel
1. Gaat het over een plaats?
2. Kun je er de kooi achter zetten?

Slide 16 - Diapositive

voorzetsels

Slide 17 - Carte mentale

De vogel vliegt tegen de muur aan.
Wat is het voorzetsel?

Slide 18 - Question ouverte

Hij eet een ijsje op het muurtje.
Wat is het voorzetsel?

Slide 19 - Question ouverte

De vogel vliegt langs de muur.
Wat is het voorzetsel?

Slide 20 - Question ouverte

bijvoeglijk naamwoord
1. Het zegt iets over het naamwoord.
2. Is het een kenmerk van een mens, dier of ding?

Slide 21 - Diapositive

bijvoeglijk naamwoorden

Slide 22 - Carte mentale

Dat kleine meisje eet een lekker ijsje.
Wat is het bijv. naamoord (2)?

Slide 23 - Question ouverte

Vul een bijv. naamwoord in.
de ....... appel

Slide 24 - Question ouverte

bijwoord
1. Het zegt iets over waar (plaats)
2.Het zegt iets over wanneer (tijd)

Slide 25 - Diapositive

bijwoorden

Slide 26 - Carte mentale

Morgen haalt Jackie een voldoende.
Wat is het bijwoord?

Slide 27 - Question ouverte

Hier mag je niet fietsen.
Wat is het bijwoord?

Slide 28 - Question ouverte