Neue Kontakte H3 woordenschat grammatica

Kapitel 1 woordenschat en grammatica
- Je mag je werkboek erbij houden wanneer je nog niet hebt geleerd.
- Je mag de PowerPoint met werkwoorden erbij houden wanneer je nog niet hebt geleerd.
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Kapitel 1 woordenschat en grammatica
- Je mag je werkboek erbij houden wanneer je nog niet hebt geleerd.
- Je mag de PowerPoint met werkwoorden erbij houden wanneer je nog niet hebt geleerd.

Slide 1 - Diapositive

Alle grammatica die ik moet kennen staat in het werkboek.
Waar
Niet waar

Slide 2 - Sondage

Woordenschat Nederlands-Duits (N-D)
- Je krijgt woordjes die je moet vertalen.
- Deze woordjes moet je in het Duits kunnen schrijven. Halve punt aftrek bij: - verkeerde spelling, het niet gebruiken van hoofdletters waar dit wel moet, - verkeerd Umlautgebruik en verkeerd lidwoordgebruik.
- ß op je laptop: AltGr + S.
- Umlaut op je laptop: Shift + " + de letter die je nodig hebt.  

Slide 3 - Diapositive

Typ de ß en een paar klinkers met Umlaut

Slide 4 - Question ouverte

De woordenschat
Nederlands-Duits

Slide 5 - Diapositive

De bergen

Slide 6 - Question ouverte

De rivier

Slide 7 - Question ouverte

Omgeving

Slide 8 - Question ouverte

Het onweer

Slide 9 - Question ouverte

In december

Slide 10 - Question ouverte

In de lente

Slide 11 - Question ouverte

In het oosten

Slide 12 - Question ouverte

Het vriest

Slide 13 - Question ouverte

koud - kouder

Slide 14 - Question ouverte

gebleven

Slide 15 - Question ouverte

Woordenschat Duits-Nederlands (D-N)
Welk woord past het beste in de zin?

Slide 16 - Diapositive

(Der Klimawandel/die Nahrung) eines Babys ist sehr wichtig.

Slide 17 - Question ouverte

Ich (bin gespannt auf/kenne mich aus) meine Noten.

Slide 18 - Question ouverte

(Der Anzug/Der Ausblick) hat meine Oma selbst gemacht.

Slide 19 - Question ouverte

Grammatica
Vervoeg de werkwoorden in de verleden tijd.

Slide 20 - Diapositive

sein - Du _______ in Amsterdam.

Slide 21 - Question ouverte

haben - Ihr ________ hier nichts zu suchen!

Slide 22 - Question ouverte

werden - Das Dorf _________ das schönste Dorf Deutschlands.

Slide 23 - Question ouverte

sein - Meine Eltern ________ noch nie in Belgien.

Slide 24 - Question ouverte

Grammatica
Vervoeg de werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

Slide 25 - Diapositive

werden - Heute _________ es noch wärmer.

Slide 26 - Question ouverte

haben - Mein Opa _________ mir das erzählt.

Slide 27 - Question ouverte

sein - Die Frauen __________ immer schick gekleidet.

Slide 28 - Question ouverte

Hoe ging het?
Vragen?

Slide 29 - Diapositive