Blok 2 grammatica Anette

Blok 2 GRAMMATICA
boek: blz 60 t/m 64
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Blok 2 GRAMMATICA
boek: blz 60 t/m 64

Slide 1 - Diapositive

LESDOELEN
voorkennis:
- In blok 1 heb je geleerd hoe je een werkwoord kunt herkennen in een zin.

doelen:
- je kunt de tijdproef uitleggen en toepassen.
- je kunt in zinnen de persoonsvorm herkennen en benoemen.

Slide 2 - Diapositive

Weet je het nog? 
Maak de volgende learningapp.
Zoek de 6 werkwoorden. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

theorie BLZ 61

Slide 5 - Diapositive

Tim koopt een nieuwe scooter.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 6 - Quiz

Vind jij dit een leuke school?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 7 - Quiz

Aan het begin en het einde van de les ging de zoemer.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 8 - Quiz

Mijn ouders brengen mijn oma naar huis.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 9 - Quiz

De papegaai vloog door de kamer.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 10 - Quiz

Ik schrok enorm.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 11 - Quiz

Mounir steekt de sleutel in het slot.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 12 - Quiz

Mounir steekt de sleutel in het slot.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 13 - Quiz

De bladeren vielen uit de boom.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 14 - Quiz

Alle leerlingen zitten in het lokaal.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 15 - Quiz

Lazen jullie een stripverhaal.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 16 - Quiz

Zinnen veranderen van tijd...
Er komen 5 zinnen.
Schrijf de zinnen over, maar zet ze in de andere tijd.

voorbeeld: ik loop naar school..... ik liep naar school. 

Slide 17 - Diapositive

Ik fietste naar school.

Slide 18 - Question ouverte

Ik schrik enorm.

Slide 19 - Question ouverte

De papegaai vloog door de kamer.

Slide 20 - Question ouverte

Lazen jullie een stripverhaal?

Slide 21 - Question ouverte

Tim koopt een nieuwe scooter.

Slide 22 - Question ouverte

Theorie Blz 62 en 63 

Slide 23 - Diapositive

Ik weet hoe ik de persoonsvorm in een zin kan vinden.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 24 - Quiz

Ik weet wat de tijdproef is en kan deze gebruiken.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 25 - Quiz

huiswerk

Opdr. 12 - 13 - 14 - 15  maken  in je schrift).
Lees eerst  heel goed wat je moet doen.


Slide 26 - Diapositive

Heb je je huiswerk voor Nederlands gemaakt?
A
Ja
B
Nee
C
een deel

Slide 27 - Quiz

nakijken huiswerk opdr 12 

1.  de werkwoorden in de zinnen zijn:  
  1. speelt
  2.  houdt
  3.  oefent
  4.  bezoekt
  5.  krijgt
  6.  geeft
2. De zinnen staan in de Tegenwoordige tijd.


Slide 28 - Diapositive

Hoe had je de opdracht 12 gemaakt?
A
geen fouten
B
1 fout
C
2 fouten
D
meer fouten

Slide 29 - Quiz

nakijken huiswerk opdr 13 

Romy speelde gitaar. Ze hield van moderne muziek. Romy oefende vaak. Elke week bezocht ze de muziekschool. Daar kreeg ze les. Soms gaf Romy samen met andere leerlingen een optreden.

Slide 30 - Diapositive

Hoe had je de opdracht 13 gemaakt?
A
geen fouten
B
1 fout
C
2 fouten
D
meer fouten

Slide 31 - Quiz

nakijken opdracht 14 
1 Onze hond loopt graag naast de fiets.
 Onze hond liep graag naast de fiets.
2 Mijn school organiseert een sportdag.
 Mijn school organiseerde een sportdag.
3 Ik snapte jouw opmerking niet.
 Ik snap jouw opmerking niet.
4 Heb jij voor mij een blaadje?
 Had jij voor mij een blaadje?

Slide 32 - Diapositive

nakijken opdracht 14 
 De buren zijn niet thuis.
 De buren waren niet thuis.
6 De les geschiedenis was ontzettend leuk.
 De les geschiedenis is ontzettend leuk.
7 Wij speelden na schooltijd een game.
 Wij spelen na schooltijd een game.
8 De hond geeft een poot.
 De hond gaf een poot.

Slide 33 - Diapositive

nakijken opdracht 14 
Ali bracht zijn broertje naar school.
 Ali brengt zijn broertje naar school.
10 De fietsen staan in de stalling.
 De fietsen stonden in de stalling.
11 Mijn zus schilde een kiwi.
 Mijn zus schilt een kiwi.
12 Zij komen graag bij ons op visite.
 Zij kwamen graag bij ons op visite.

Slide 34 - Diapositive

Hoe had je de opdracht 14 gemaakt?
A
geen fouten
B
1 fout
C
2 fouten
D
meer fouten

Slide 35 - Quiz

huiswerk voor morgen
Maken opdracht 15 in je schrift. 

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive