thema 7 week 2 hoof en bijzinnen

• Taal
• Basisschool
• Groep 7,8

Taal 

Hoofdzinnen en bijzinnen

Wat is het verschil en hoe herken ik ze?

Aan het eind van de les kun/weet je:

• weet je wat hoofd- en bijzinnen zijn
• Wat een samengestelde zin is.
• Een samengestelde zin, hoofdzin en bijzin herkennen. 
• Een samengestelde zin maken. 
• Wat een voegwoord is

Samengestelde zin

Een zin met minimaal twee persoonsvormen noemen we een samengestelde zin.

Een samengestelde zin kan bestaan uit een

hoofdzin / bijzin

bijzin / hoofdzin

hoofdzin / hoofdzin

Hoofdzin en bijzin

Zoek altijd eerst de persoonsvormen en onderwerpen in de zin

*Staan het onderwerp en persoonsvorm direct naast elkaar en voorin?

->Dan is het een hoofdzin

*Staat er iets tussen het onderwerp en de persoonsvorm en vaak achterin?

-> Dan is het een bijzin

Hoofdzin

- Heb jij de keuken gestofzuigd?

- Ik wil dat broodje eten.

- Die man is gek geworden.

Bijzin

- Hij vertelde me dat hij naar het strand zou gaan.

- Ze gaat met me mee, als ik haar ticket betaal.

- Ik vind hem heel slim, hoewel hij af en toe wel slordig is.

Voegwoord

Je kunt een bijzin ook herkennen aan een voegwoord.

Voorbeelden van voegwoorden zijn: 'maar', 'want', 'omdat', 'doordat', 'en', 'dus', 'dat', 'als', 'hoewel' en 'of'

- Hij vertelde me dat hij naar het strand zou gaan.

- Ze gaat met me mee, als ik haar ticket betaal.

- Ik vind hem heel slim, hoewel hij af en toe wel slordig is.

In de buurt van een voegwoord staat vaak een komma

Hoofdzin of bijzin?

'... omdat hij moet studeren.'

1. Hoofdzin
2. Bijzin

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).

Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'

1. Hoofdzin
2. Bijzin

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).

Hoofdzin of bijzin?

'Zij heeft haar diploma behaald.'

1. Hoofdzin
2. Bijzin

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).

Wat is de hoofdzin?
We kunnen niet naar de speeltuin, omdat het heel hard regent.

1. We kunnen niet naar de speeltuin,
2. Die is er niet
3. omdat het heel hard regent.

Wat is de hoofdzin?
Als we de wedstrijd winnen, zijn we kampioen.

1. Als we de wedstrijd winnen,
2. zijn we kampioen.
3. Die is er niet

Wat is de hoofdzin?
Als het niet zo zielig was, zou je er hard om kunnen lachen.

1. Als het niet zo zielig was,
2. zou je er hard om kunnen lachen.
3. Die is er niet

Wat is de hoofdzin?
Onze klas heeft deze week heel weinig les, want we moeten oefenen voor de musical.

1. Onze klas heeft deze week heel weinig les
2. ,want we moeten oefenen voor de musical
3. Beide zinnen zijn hoofdzinnen

Wat is de hoofdzin?
Anne krijste de hele avond, omdat ze geen snoepjes had gekregen.

1. omdat ze geen snoepjes had gekregen.
2. Anne krijste de hele avond,
3. Die is er niet