H3b lezen H4 les 1 week 9

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Lezen

Lesdoel

Je weet/kent:

- onderscheid maken tussen standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen.

In een betoog geeft de schrijver

1. advies
2. informatie
3. zijn mening
4. voor- en nadelen

Het doel van een betoog is de lezer

1. te amuseren
2. te informeren
3. te adviseren
4. te overtuigen

Een weerlegging is als

1. je de voorargumenten versterkt
2. je het genoemde tegenargument ontkracht
3. als je een tegenargument geeft
4. je je standpunt duidelijk maakt

Extra

Dit is een voorbeeld van een argumentatieoverzicht bij het bouwplan in bijlage 2 en het betoog in bijlage 3. 

Tegenargument en weerlegging

Als een schrijver van een betoog (overtuigende tekst) laat zien dat mogelijke argumenten tegen het standpunt niet kloppen (middels argumenten), noem je dat een weerlegging.

Signaalwoorden

Ook voor een tegenargument en weerlegging gebruik je vaak een signaalwoord die een tegenstelling aangeeft.

Daarentegen, hoewel, toch, ondanks dat, etc.

Wat nu?

H4 leesvaardigheid, blz. 108 t/m 113

We maken nu opdracht 1 (blz. 109). Je hebt hiervoor 10 minuten de tijd. Hierna bespreken we de vragen en antwoorden.

Als je klaar bent, begin je aan opdracht 2 en 4.

De verbranding van afval veroorzaakt de helft minder broeikasgassen dan fossiele grondstoffen.

1. Dit is een argument.
2. Dit is een standpunt.
3. Dit is een tegenargument.
4. Dit is een weerlegging.

Energie uit afval is net zo milieuonvriendelijk als het gebruik van olie en kolen.

1. Dit is een argument.
2. Dit is een standpunt.
3. Dit is een tegenargument.
4. Dit is een weerlegging.

Kledingverbranding is een milieubewuste oplossing voor stadsverwarming.

1. Dit is een argument.
2. Dit is een standpunt.
3. Dit is een tegenargument.
4. Dit is een weerlegging.

'Ons initiatief is een passende oplossing voor de 15 ton afval van het meest gedragen kledingmerk op de wereld, dat anders nutteloos op de stortplaats eindigt om daar alsnog verbrand te worden.'

1. Dit is een argument.
2. Dit is een standpunt.
3. Dit is een tegenargument.
4. Dit is een weerlegging.

Huiswerk week 9

leesvaardigheid blz. 106 t/m 113

lezen theorie blz. 106-107

maken opdracht 1, 2 en 4