GMK P2.2 - HH CVRM en Diabetes

Wat is er aan de hand bij diabetes?
A
Te veel insuline
B
Te weinig insuline
C
Te hoog glucose
D
Te laag glucose
1 / 40
suivant
Slide 1: Quiz
GeneesmiddelkennisMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Wat is er aan de hand bij diabetes?
A
Te veel insuline
B
Te weinig insuline
C
Te hoog glucose
D
Te laag glucose

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Metformine en gliclazide worden vooral gebruikt bij:
A
DM type 1
B
DM type 2

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk middel heeft geen effect op diabetes?
A
dexamethason
B
prednison
C
propranolol
D
simvastatine

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de meest voorkomende bijwerking van metformine?
A
Anders kans op hypo
B
Anders kans op diarree
C
Anders kans op metaalsmaak in mond
D
Anders kans op overdosering

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk middel bij diabetes geeft geen hypoglykemie?
A
exenatide (Victoza)
B
gliclazide
C
insuline
D
metformine

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom wordt glibenclamide afgeraden bij ouderen (70+)?
A
SU-derivaten worden altijd afgeraden bij 70+
B
Grotere kans op hypo's ivm lange werking
C
Kans op osteoporose
D
Maagklachten

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Victoza is een insuline net als Lantus
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen bijwerking van insuline?
A
Hypoglykemie
B
Hyperglykemie
C
Atrofie
D
Hypertrofie

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een gebruikelijke dosering van Novomix?
A
1x daags voor de nacht
B
2x per dag (ochtend en avond)
C
3x per dag (bij maaltijd)
D
3x per dag (bij maaltijd) en 1x voor de nacht

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat helpt NIET bij een hypo?
A
Dextro (Druivensuiker)
B
Glucagon
C
Glucose
D
Insuline

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke statines moet je 's avonds innemen?
A
Atorvastatine
B
Pravastatine
C
Rosuvasatine
D
Simvastatine

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom mag je geen grapefruitsap drinken bij sommige statines?
A
Statines werken dan minder goed
B
Statines werken dan sterker

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de belangrijkste bijwerking van statines?
A
Diarree
B
Hoofdpijn
C
Spierpijn
D
Moeheid

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk geneesmiddel wordt niet oraal toegediend?
A
ezetimib
B
gemfibrozil
C
alirocumab (Praluent)
D
colestyramine (Questran)

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de meest voorkomende bijwerkingen van diuretica?
A
hypotensie
B
hypertensie
C
hypokaliëmie
D
hyponatriëmie

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk diureticum wordt niet gebruikt bij hoge bloeddruk?
A
bumetanide
B
chloortalidon
C
hydrochloorthiazide
D
triamtereen

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk medicijn wordt vaak icm hydrochloorthiazide gebruikt om een hypokaliëmie te voorkomen?
A
Furosemide
B
Indapamide
C
Triamtereen
D
Metoprolol

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen bijwerking van RAAS-remmers?
A
Hyperkaliëmie
B
Hypertensie
C
Prikkelhoest
D
Verminderde nierfunctie

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke geneesmiddel kan een prikkelhoest geven?
A
Hydrochloorthiazide
B
Lisinopril
C
Losartan
D
Spironolacton

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand heeft last van prikkelhoest bij enalapril. Wat is je advies aan de arts?
A
Dosering verlagen
B
Switchen naar captopril
C
Switchen naar valsartan
D
Switchen naar hydrochloorthiazide

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Betablokkers zoals metoprolol werken vooral door:
A
bloedvatverwijdend
B
meer uitscheiding vocht
C
remmen bloeddruksysteem
D
verlagen van de hartslag

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen bijwerking van metoprolol?
A
koude voeten
B
nachtmerries
C
trage hartslag
D
verhoogd kalium

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je schrijft bisoprolol aan en krijgt een melding van de medicatiebewaking. Bij welke CI's kan dat gebeuren?
A
astma
B
beroerte
C
COPD
D
diabetes

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen bijwerking van felodipine?
A
blozen
B
dikke enkels
C
hoofdpijn
D
vertraagde hartslag

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke calciumantagonisten worden gebruikt bij hartritmestoornissen?
A
amlodipine
B
diltiazem
C
nifedipine
D
verapamil

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke NSAID mag niet tegelijk met acetylsalicylzuur gebruikt worden?
A
Diclofenac
B
Ibuprofen
C
Indometacine
D
Naproxen

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Acetylsalicylzuur 80mg
is uitwisselbaar met:
A
Ascal 100mg
B
Carbasalaatcalcium 100mg
C
Clopidogrel 75mg
D
Fenprocoumon 3mg

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke middelen is een maagbeschermer nodig als iemand 80 jaar is?
A
Acetylsalicylzuur
B
Carbasalaatcalcium
C
Clopidogrel
D
Dabigatran

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen voordeel van DOAC's t.o.v. cumarines?
A
Vaste dosering
B
Geen trombosedienst nodig
C
Minder invloed van eten
D
Nooit dosisaanpassing nodig

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat mag absoluut niet samen met acencoumarol?
A
miconazol
B
amoxicilline
C
xylomethazoline
D
pantoprazol

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke acties kunnen gedaan worden bij te sterke werking fenprocoumon?
A
Dosis verhogen
B
Vitamine C innemen
C
Vitamine K innemen
D
IJzer innemen

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke toedieningsvormen van nitraat is een nitraatvrije periode (extra) belangrijk?
A
Spray
B
Sublinguale tablet
C
Tablet MVA
D
Pleister

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom mogen nitraten en erectiemiddelen (bijv. viagra) niet samen?
A
vergroot kans op hartinfarct
B
vergroot kans op bloeddrukdaling
C
minder effect nitraat
D
kans op hartritmestoornis

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als iemand vandaag Cialis gebruikt. Na hoelang mag deze dan een spray Nitroglycerine?
A
Meteen
B
Na 12 uur
C
Na 24 uur
D
Na 72 uur

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is belangrijk voor de dosering van digoxine?
A
Leeftijd
B
Geslacht
C
Gewicht
D
Nierfunctie

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

3x per dag voor de maaltijd
1x per dag voor de nacht
2x per dag (bij ontbijt en avondeten)
Continu via insulinepomp
Novorapid
Novomix
Lantus
Insulatard
Humuline - Regular
Humuline - NPH
Tresiba
Toujeo
Humalog - Mix

Slide 36 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke geneesmiddelgroep horen deze middelen?
Diuretica
RAAS-remmers
Betablokkers
Calciumantagonisten
Valsartan, Eprosartan, Losartan, Irbesartan

Captopril, Enalapril, Lisinopril, Fosinopril

Verapamil, Diltiazem

Metoprolol, Atenolol, Propranolol, Bisoprolol

 
Hydrochloorthiazide, Epitizide, 
Indapamide, Chloortalidon

Spironolacton, Amiloride, Triamtereen
Furosemide, Bumetanide



Slide 37 - Question de remorquage

Welk kenmerk hoort bij welke mate van VB?
• Het IQ bij matige ernstige VB ligt tussen 35 en 50
• Het IQ bij ernstige VB ligt tussen 20 en 35
• Het IQ bij zeer ernstige VB is lager dan 20
• Ter vergelijk: bij lichte VB ligt het IQ tussen 50 en 70
Mensen met een ernstige verstandelijke beperking hebben soms ook nog bijkomende problemen. Onderstaande problemen komen dan het meest voor.
• Motorische stoornissen (bijvoorbeeld spasticiteit).
• Epilepsie.
• Autisme.
• Probleemgedrag (door bijkomende psychische stoornis, maar komt ook voor als gevolg van gebrekkige communicatie).
Mensen met EMB zijn kwetsbaar. Ze hebben een sterk verhoogd risico op gezondheidsproblemen. Denk aan epilepsie, een reflux, slaapstoornissen, slikproblemen en luchtweginfecties.

Bij welke geneesmiddelgroep horen deze middelen?
Verwijden bloedvaten
Meer vocht uitplassen
Verlaging hartslag
Tegenwerken bloeddruk systeem
Kaliumsparende diuretica

Lisdiuretica
Thiazidediuretica
Angiotensine 2-antagonisten

 
Betablokkers

ACE-remmers
Dihydropyridinen
Calciumantagonisten - overig

Slide 38 - Question de remorquage

Welk kenmerk hoort bij welke mate van VB?
• Het IQ bij matige ernstige VB ligt tussen 35 en 50
• Het IQ bij ernstige VB ligt tussen 20 en 35
• Het IQ bij zeer ernstige VB is lager dan 20
• Ter vergelijk: bij lichte VB ligt het IQ tussen 50 en 70
Mensen met een ernstige verstandelijke beperking hebben soms ook nog bijkomende problemen. Onderstaande problemen komen dan het meest voor.
• Motorische stoornissen (bijvoorbeeld spasticiteit).
• Epilepsie.
• Autisme.
• Probleemgedrag (door bijkomende psychische stoornis, maar komt ook voor als gevolg van gebrekkige communicatie).
Mensen met EMB zijn kwetsbaar. Ze hebben een sterk verhoogd risico op gezondheidsproblemen. Denk aan epilepsie, een reflux, slaapstoornissen, slikproblemen en luchtweginfecties.

Geneesmiddelgroepen anticoagulantia
Cumarine derivaten
DOAC
Bloedplaatjes
aggregatie
remmers
Heparines
Trombolytica
Acetylsalicylzuur, carbasalaatcalcium
Alteplase
Fenprocoumon en acenocoumarol
Clopidogrel en prasugrel
Dabigatran (Pradaxa)
Apixaban (Eliquis)
Nadroparine (Fraxiparine) 

Slide 39 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Aangrijpingspunten anticoagulantia
cumarines
DOAC
Bloedplaatjes
aggregatie
remmers
heparines
trombolytica

Slide 40 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions