Quiz H3 Elektriciteit

Elektriciteit
QUIZ
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Elektriciteit
QUIZ

Slide 1 - Diapositive

Stroomsterkte is een...
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 2 - Quiz

Eenheid van stroomsterkte
A
Ampere (A)
B
Wattage (W)
C
Volt (V)

Slide 3 - Quiz

Wat voor schakeling zie je hier?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 4 - Quiz

Wat voor schakeling zie je hier?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 5 - Quiz

In een serieschakkeling is overal de stroomsterkte () even groot.
Waar of Niet Waar
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 6 - Quiz

In een parallelschakeling zijn alle stroomsterktes overal even groot.
Waar of Niet Waar
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 7 - Quiz

Hoe bereken je de stroomsterkte in een parallelschakeling
Door de stroomsterkte uit alle takken
A
Bij elkaar op te tellen
B
te delen delen door elkaar
C
Van elkaar af te trekken
D
met elkaar te vermenigvuldigen

Slide 8 - Quiz

Hoe heet deze soort schakeling?
A
Sarallel schakeling
B
Gemengde schakeling
C
Parallelschakeling

Slide 9 - Quiz

Uit hoeveel groepen bestaat een huisinstallatie?
A
1 groep
B
meerdere groepen

Slide 10 - Quiz

Hoe is de huisinstallatie geschakeld?
A
In serie
B
Parallel

Slide 11 - Quiz

De fasedraad is bruin, de schakeldraad zwart en de nuldraad blauw.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Bij kortsluiting word dan het aantal voltage (V) te groot of het aantal Ampère (A)
A
Voltage (V) (dus spanning)
B
Ampère (A) (dus stroomsterkte)

Slide 13 - Quiz

Bij overbelasting van een groep: word de totale stroomsterkte te groot, dus moet de groep te veel stroom verwerken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Kortsluiting, overbelasting of lekstroom?
A
Kortsluiting
B
Overbelasting
C
lekstroom

Slide 15 - Quiz

Hoeveel ampère mag er door 1 groep en hoe heet het als het daar overheen gaat?
A
14 A en overbelasting
B
14 A en kortsluiting
C
16 A en overbelasting
D
16 A en kortsluiting

Slide 16 - Quiz

Overbelasting is erg gevaarlijk. Wat gebeurt er met de stroomsterkte bij overbelasting?
A
wordt hoger
B
wordt lager
C
blijft gelijk
D
geen idee

Slide 17 - Quiz

Kortsluiting of overbelasting?
A
Kortsluiting
B
Overbelasting

Slide 18 - Quiz

Wat voor polen bevat een Batterij?
A
Een noord-pool en een zuid-pool.
B
Een plus-pool en een min-pool.

Slide 19 - Quiz

Formule van vermogen is
A
vermogen (P) = spanning (U) / stroomsterkte (I)
B
vermogen (P) = spanning (U) x stroomsterkte (I)
C
vermogen (P) = spanning (U) + stroomsterkte (I)
D
vermogen (P) = spanning (U) - stroomsterkte (I)

Slide 20 - Quiz

Het energieverbruik kun je meten.
In welke eenheid meet je energieverbruik?
A
A
B
kWh
C
V
D
W

Slide 21 - Quiz

Hoe heet de weerstand van je huid.
A
huidweerstand
B
contactweerstand
C
lichaamsweerstand
D
de weerstand heeft geen aparte naam

Slide 22 - Quiz

De lichaamsweerstand is groter dan de contactweerstand.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Wat geeft de meeste veiligheid bij elektrische apparaten.
A
Dubbele isolatie
B
Aparte groep
C
Aardlek schakelaar
D
Alle 3 de antwoorden leveren de maximale veiligheid

Slide 24 - Quiz

Wat is de totale stroomsterkte die 1 groep mag hebben
A
230 V
B
230 A
C
16 V
D
16 A

Slide 25 - Quiz

Hoe groot is de totale stroomsterkte van deze parallelschakeling?
A
I = 24 A
B
I = 9 A
C
I = 3 A
D
I = 2 A

Slide 26 - Quiz

Kees wilt drie lampjes parallel schakelen. Hierbij wilt hij dat ieder lampje apart aan of uit te zetten is door een schakelaar. Welk schakelschema moet Kees gebruiken?
A
B
C
D

Slide 27 - Quiz


Welke schakeling zie je hier?
A
Parallel
B
Serie

Slide 28 - Quiz

Is het een serieschakeling
of een parallelschakeling?
A
Serie
B
parallel

Slide 29 - Quiz

Is dit een serie- of
parallelschakeling?
A
serie
B
parallel

Slide 30 - Quiz


A
Parallelschakeling
B
Serieschakeling
C
Gemengde schakeling (zowel parallel als serie)
D
Niet kloppend

Slide 31 - Quiz

Door de lampjes loopt allemaal een stroomsterkte van 2,8 A. Wat is de totale stroomsterkte?
A
5,6 A
B
8,4 A
C
6,6 A
D
2,8 A

Slide 32 - Quiz

De totale stroomsterkte is 4,6 A.
Door lampje 2 gaat 2 A en door lampje 4, 1,3 A.
Wat is de stroomsterkte door lampje 3?
A
2,3 A
B
4 A
C
1,3 A
D
1 A

Slide 33 - Quiz

Een ampèremeter moet altijd ... geschakeld worden
A
in serie
B
parallel

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Vidéo

Slide 36 - Vidéo