Carnavalsquiz

Carnaval
Carnaval
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
MentorlesMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Carnaval
Carnaval

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je van Carnaval?

Slide 2 - Question ouverte

Hoort bij Carnaval
Hoort niet bij Carnaval
Alaaf
Polonaise
Boom
Cadeautjes
Masker
Paasei

Slide 3 - Question de remorquage

Wat betekent het woord "carnaval"
A
Apenzuiplap
B
Festivalkleed
C
Vaarwel het vlees
D
Iedereen is er bij

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Vidéo

1. Wanneer werd carnaval voor het eerst gevierd?
A
Gouden eeuw
B
Middeleeuwen
C
prehistorie
D
1950

Slide 6 - Quiz

2. Wie is de baas tijdens carnaval?
A
mevrouw De Hoon who else..?
B
Minister President
C
Prins Carnaval
D
Prinses Carnaval

Slide 7 - Quiz

3. Hoe heet Den Bosch in de carnavalsperiode?
A
Oeteldonk
B
Watergat
C
Waaienburg
D
Lampengat

Slide 8 - Quiz

4. Hoe lang duurt de vastentijd?
A
10 dagen
B
30 dagen
C
4 dag
D
40 dagen

Slide 9 - Quiz

5. Hoe groet je iemand tijdens carnaval?
A
Hello, hello
B
Goedendag
C
Alaaf!
D
Houdoe

Slide 10 - Quiz

6. Wat deed men aan het eind van de winter?
A
heel veel eten
B
lang uitslapen
C
naar het strand gaan
D
boze geesten verjagen

Slide 11 - Quiz

7. Hoe heet de voorjaarsvakantie met een andere naam?
A
Carnavalsvakantie
B
Krokusvakantie
C
Paasvakantie
D
Lentevakantie

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Vidéo

8. Waar wordt carnaval in Nederland het meest gevierd?
A
Overal in Nederland.
B
In Dronten.
C
In het zuiden van het land.

Slide 14 - Quiz

9. Hoe noemen ze carnaval in Limburg?
A
Carnaval
B
Kernevel
C
Vastelaovend
D
Vastenavond

Slide 15 - Quiz

10. Hoe noem je de woensdag na carnaval?
A
Kruisjeswoensdag
B
Haringhapwoensdag
C
Aswoensdag

Slide 16 - Quiz

11. Wat doe je na carnaval?
A
Uitkateren
B
Bidden
C
Vasten
D
Naar de kerk gaan

Slide 17 - Quiz

12. Met welk feest wordt de vastenperiode afgesloten?
A
Pasen
B
Hemelvaart
C
Pinksteren
D
Kerst

Slide 18 - Quiz

13. Waarom is het getal 11 het gekkengetal?
A
Het getal elf staat voor de elfde bladzijde uit de bijbel, daar gebeuren veel gekke dingen.
B
Het is het getal van de narren en gekken.
C
Carnaval begon bij 11 broeders die knettergek waren.
D
Het ligt tussen 10 (het volmaakte getal) en 12 (het heilige getal).

Slide 19 - Quiz

Dat was 'm!
Lever je blaadje in, dan ga ik de score berekenen!

Slide 20 - Diapositive

Welke stad heet
Kruikenstad?
A
Tilburg
B
Oosterhout
C
Etten Leur
D
Den Bosch

Slide 21 - Quiz

Hoe heet deze band?
A
leeggeblazen
B
opgeblazen
C
afgeblazen
D
uitgeblazen

Slide 22 - Quiz

Uit welke stad komt deze
zanger?
A
Roosendaal
B
Breda
C
Etten Leur
D
Eindhoven

Slide 23 - Quiz

Uit welke stad
komt dit nummer?
A
Breda
B
Oosterhout
C
Boxtel
D
Tilburg

Slide 24 - Quiz

Welke stad heet
Lampegat?
A
Klundert
B
Best
C
Oudenbosch
D
Eindhoven

Slide 25 - Quiz

Vanavond ga ik scoren, het beest in mij gaat...
A
Los
B
Hard
C
Vast
D
Goed

Slide 26 - Quiz

Hoe heet Boxtel tijdens carnaval?
A
Ballengat
B
Indegat
C
Kielegat
D
Leeggat

Slide 27 - Quiz

Wat is een goede
naam voor het BHC
tijdens carnaval?

Slide 28 - Carte mentale

Kraantje pappie heeft een liedje. Dit liedje heet welkom in de ....
A
Kroeg
B
Feesttent
C
Stad
D
Carnavalstent

Slide 29 - Quiz

Ik zie ze links, ik zie ze rechts. Ik krijg er geen genoeg van ik ben knotsknettergek. Waar was dit het oorspronkelijk themalied van?
A
Damesvoetbal
B
Vrouwencarnaval
C
NAC Breda
D
Sensation Waailand

Slide 30 - Quiz

Alvast een heel fijne vakantie.
Veel plezier!

Slide 31 - Diapositive