Quiz H1 en H3

Herhaling H1 en H3
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Herhaling H1 en H3

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Startopdracht
timer
10:00
Wat?
Maak de startopdracht. Noteer de antwoorden in je schrift.
Hoe?
Zelfstandig in stilte.
Hulp?
Geen vragen.
Klaar?
Maak de puzzel.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vandaag
  • Startopdracht (10 min)
  • Gatentekst (10 min)
  • Rekenen (10 min)
  • Oefentoets (15 min)
  • Quiz (30 min)
  • Afsluiting (5 min)

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gatentekst
timer
10:00
Wat?
Vul de gatentekst in door de juiste woorden te kiezen.
Hoe?
Zelfstandig met overleg op fluisterniveau.
Hulp?
Overleg of stel een vraag.
Klaar?
Maak § 8.3 opdracht 4, 6, 7, 8, 11, 12 en 13.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Procenten
geheeldeel100
oud(nieuwoud)100
100percentagebedrag

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Enkelvoudige interest
Bereken de interest die je ontvangt na vier jaar.
Bereken de interest die je ontvangt na 7 maanden.

Spaarbedrag
€ 1.200
Rente
1,2%

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Samengestelde interest
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Beginwaarde
€ 1.200
1,2%
Eindwaarde
€ 14,75
€ 1.243,72

€ 14,40
€ 1.214,40
€ 14,57
€ 1.228,97

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Samengestelde interest
Eindwaarde = beginbedrag × groeifactoraantal perioden

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Samengestelde interest
Bereken de rente die je ontvangt na drie jaar.



Interest: 1,2 ÷ 100 = 0,012
Groeifactor: 1 + 0,012 = 1,012
Spaarbedrag
€ 1.200
Rente
1,2%

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Samengestelde interest
Bereken de rente die je ontvangt na drie jaar.



Eindwaarde = beginbedrag × (1 + i)aantal perioden
€ 1.200 × 1,0123 = € 1.243,72
Spaarbedrag
€ 1.200
Rente
1,2%

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Pak je wisbordje

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Julian verdient € 4.480 per maand. In mei ontvangt hij zijn vakantiegeld. Dat is 8% van het jaarsalaris.
Bereken hoeveel vakantiegeld Julian in mei ontvangt.

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Lieke verdient dit jaar € 1.938,75 per maand. Vorig jaar verdiende zij € 1.875.
Bereken met hoeveel procent haar loon is gestegen.

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De uitgaven van de familie Hassan zijn in totaal € 1.530 per maand. De maandelijkse hypotheeklasten zijn € 612.
Bereken hoeveel procent de hypotheeklasten zijn van de totale uitgaven per maand.

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Marieke zet € 800 op een internetspaarrekening. Zij ontvangt 0,6% interest.
Bereken hoeveel interest Marieke ontvangt na 4 maanden.

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Dirk heeft € 370 op zijn spaarrekening. Hij ontvangt 0,7% rente per jaar. Hij neemt drie jaar niets op en voegt niets toe aan zijn spaarrekening. Bereken de rente die Dirk na drie jaar heeft opgebouwd op zijn spaarrekening.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Robina heeft € 1.890 op haar spaarrekening. Zij ontvangt 0,6% rente per jaar. Zij neemt drie jaar niets op en voegt niets toe aan haar spaarrekening. Bereken de rente die Robina na drie jaar heeft opgebouwd op haar spaarrekening.

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Gio werkt 16 uur per week in een telefoonwinkel. Hij verdient € 15 per uur.
Bereken wat zijn maandsalaris is.

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefentoets
timer
10:00
Wat?
Maak in de digitale methode de oefentoets van H1 of pak een oefentoets op papier.
Hoe?
Zelfstandig met overleg op fluisterniveau.
Hulp?
Overleg of stel een vraag.
Klaar?
Maak de oefentoets van H3.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Quiz

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Behoeften die je leven leuker en makkelijker maken noem je een...
A
Primaire behoeften
B
Secundaire behoeften

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Primaire behoeften
Secundaire behoeften

Slide 23 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat wordt bedoeld met het modaal inkomen in Nederland?
A
Het gemiddelde inkomen in Nederland
B
Het hoogste inkomen dat in Nederland wordt verdiend
C
Het inkomen dat het meest voorkomt in Nederland
D
Het laagste Inkomen dat in Nederland wordt verdiend

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat verstaan we onder het economische begrip ‘schaarste’?
A
Schaarse producten zijn alleen in onlinewinkels te koop.
B
Schaarse producten zijn zeldzaam.
C
Voor schaarse producten zijn grondstoffen gebruikt.
D
Voor schaarse producten zijn productiemiddelen gebruikt.

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent prioriteiten stellen?
A
Je moet alleen geld uitgeven aan basisbehoeften.
B
Je moet gaan bezuinigen op incidentele uitgaven.
C
Je moet je behoeften in volgorde van belangrijkheid zetten.
D
Je moet meer tijd nemen voor je boodschappen en op zoek gaan naar koopjes.

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is welvaart?
A
De mate waarin je in je behoeften kan voorzien
B
Hoeveel geld je te besteden hebt
C
Hoeveel goederen en diensten je kan kopen
D
Hoe veel je per week werkt

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het assortiment speelt dus een belangrijke rol in de marketingstrategie van Action.
Tot welk onderdeel van de marketing behoort het assortiment?
A
Productbeleid
B
Prijsbeleid
C
Plaatsbeleid
D
Promotiebeleid

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk soort reclame zie je op de afbeelding?
A
Merkreclame
B
Informatieve reclame
C
Ideële reclame
D
Commerciële reclame

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekijk de afbeelding van het pak melk hiernaast.
Op de afbeelding zie je een:
A
A-merk
B
B-merk
C
C-merk
D
Huismerk

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Juist of onjuist?
Het inkomen dat Bas en Marieke van hun werkgever ontvangen is inkomen uit arbeid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Juist of onjuist?
De winst die Bas en Marike maken met hun eigen bedrijf is inkomen uit overdrachten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Juist of onjuist?
De kinderbijslag die Bas en Marike ontvangen voor hun zoontje is inkomen uit bezit.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Juist of onjuist?
Een budgetplan is een overzicht van je inkomsten in een bepaalde periode.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quiz

Het gaat om je verwachte inkomsten en uitgaven.
Jan zijn auto is stuk gegaan. Hij gaat naar de garage voor het repareren van zijn auto.
Onder welke uitgavensoort valt deze reparatie?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Onder welke uitgavensoort valt het kopen van een bioscoopkaartje?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In een jaar is er 2% inflatie. Je koopkracht stijgt met 1%. Met hoeveel procent is je loon gestegen in dat jaar?
A
0%
B
1%
C
2%
D
3%

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In het basisjaar was de gemiddelde prijs van een spijkerbroek € 55,00. Twee jaar later was de gemiddelde prijs € 56,10.
Bereken het indexcijfer van dat jaar.
A
100
B
101
C
102
D
103

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Jurjen neemt bij een geldautomaat € 50 op. Welk gevolg heeft dit voor zijn hoeveelheid chartaal en giraal geld? Maak de zinnen compleet door het juiste woord te slepen.
De hoeveelheid chartaal geld van Jurjen...
De hoeveelheid giraal geld van Jurjen...
Blijft gelijk

Daalt
Stijgt

Slide 39 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

De familie Van den Berg vraagt meerdere offertes aan voor het schilderen van hun huis. Van welke functie van geld is sprake wanneer de familie Van den Berg diverse offertes opvraagt?
A
Rekenmiddel
B
Ruilmiddel
C
Spaarmiddel

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Directe ruil
Indirecte ruil
AirPods kopen en betalen met geld
Een kast bij de ikea kopen en pinnen bij de kassa
Tuinstoelen ruilen voor een kratje bier
Een dvd ruilen voor een game

Slide 41 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Kees heeft een creditsaldo van € 10 op zijn rekening. Hij koopt een spijkerbroek voor € 55 die hij met de pinpas betaalt. Hij haalt € 70 uit de geldautomaat en een zak drop van € 2,25 betaalt hij contant. Hoe groot is het debetsaldo op zijn rekening na verwerking van deze transacties?
A
€ 115,00
B
€ 117,25
C
€ 135,00
D
€ 137,25

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je krijgt € 30 korting op een koptelefoon van € 250. Hoeveel % korting krijg je?
A
3%
B
12%
C
5%
D
15%

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Manon heeft een bijbaantje bij een supermarkt. Het geld dat ze hiermee verdient, spaart zij om later een scooter te kunnen kopen. Haar moeder heeft ook geld gespaard. “Je weet nooit waarvoor je het nodig hebt”, zegt haar moeder.
Van welke twee spaarmotieven is hier sprake?
A
Sparen voor een doel en sparen voor de rente
B
Sparen voor een doel en sparen uit voorzorg
C
Sparen voor de rente en sparen uit voorzorg

Slide 44 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Demi heeft € 600 op een spaarrekening van ASN Bank staan. Bereken de rente die Demi na drie jaar ontvangt. Ga uit van samengestelde rente.
A
€ 16,20
B
€ 16,30
C
€ 16,35
D
€ 162

Slide 45 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noem je een consumptief krediet waarbij je met de bank een looptijd afspreekt en betaalt in vaste termijnen voor rente en aflossing?
A
Doorlopend krediet
B
Huurkoop
C
Persoonlijke lening
D
Salariskrediet

Slide 46 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een hypothecaire lening?
A
Lening voor de koop van een huis
B
Lening voor de koop van een auto
C
Lening voor de koop van een nieuwe bank
D
Lening voor de koop van een nieuwe ps4

Slide 47 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De koelkast van Bente is stuk gegaan. Zij leent geld om een nieuwe te kopen.
Wat is voor Bente het motief om te lenen?
A
Eerder genieten van dure aankoop
B
Dringend geld nodig
C
Tijdelijk geld tekort
D
Aankoop van onroerend goed

Slide 48 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe wordt de winstuitkering genoemd die bestemd is voor de aandeelhouders?
A
Pacht
B
Dividend
C
Koerswinst
D
Rente

Slide 49 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions