5H Hf. 14

Havo 5 
Herhaling 14. 1 t/m 5
Het zenuwstelsel 
Gebruik je binas!
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Havo 5 
Herhaling 14. 1 t/m 5
Het zenuwstelsel 
Gebruik je binas!

Slide 1 - Diapositive

1. Waar bevindt zich de antagonist van de buigspier van de arm?
A
Aan de achterzijde van de bovenarm
B
Aan de voorzijde van de bovenarm
C
Aan de achterzijde van de onderarm
D
Aan de voorzijde van de onderarm

Slide 2 - Quiz

2. Janno kijkt van zijn boek op 15 cm afstand naar een voorwerp op 4 meter afstand. Hij blijft scherp zien. Hoe veranderen de kringspieren in het straalvormig lichaam en de les?
A
Kringspieren trekken aan, de lens bolt op.
B
Kringspieren trekken aan, de lens plat af.
C
Kringspieren verslappen, de lens bolt op.
D
Kringspieren verslappen, de lens plat af.

Slide 3 - Quiz

zenuwstelsel
Animale ZS
autonome ZS
orthosympatisch deel
parasympatisch deel

Slide 4 - Question de remorquage

Ruggenmerg
Hersenstam
Hersenen
Grote hersenen
Kleine hersenen
perifere zenuwstelsel

Slide 5 - Question de remorquage

5. Welke zenuwen liggen in zijn geheel in het centrale zenuwstelsel?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
D
Gemengde zenuwen

Slide 6 - Quiz

6. Vanuit je gehoororgaan loopt de gehoorzenuw naar het centrale zenuwstelsel.
Wat voor zenuw is de gehoorzenuw?

A
een bewegingszenuw
B
een gevoelszenuw
C
een gemengde zenuw

Slide 7 - Quiz

7. Een zenuwcel prikkelt de hartspier tot meer actie.
Twee beweringen zijn:
1. De natriumkanalen in deze zenuwcel zijn open geweest.
2. De zenuwcel behoort tot het orthosympatische zenuwstelsel.

A
Bewering 1 is juist
B
Bewering 2 is juist
C
Beide beweringen zijn juist.
D
Beide beweringen zijn onjuist.

Slide 8 - Quiz

8. Een spier reageert op impulsen die ontstaan zijn in de sensorische zenuwcel. Wat kun je zeggen van de neurotransmitter die de schakelcel heeft afgegeven? De neurotransmitter.....
A
bevordert het ontstaan van impulsen in de motorische zenuwcel
B
remt de aanmaak van impulsen in de motorische zenuwcel
C
kan de aanmaak van impulsen in de motorische zenuwcel bevorderen als remmen.

Slide 9 - Quiz

9. Vier patiënten met uitsluitend een afwijking in het zenuwstelsel vertonen de volgende ziektebeelden:
– Patiënt 1: de pupil verandert niet van grootte bij toename van de hoeveelheid van invallend licht.
– Patiënt 2: de kniepeesreflex kan niet plaatsvinden.
– Patiënt 3: er is een spraakstoornis.
– Patiënt 4: er is een stoornis in de regulatie van de rustige ademhalingsbewegingen.

Bij welke patiënt is waarschijnlijk sprake van een storing in een motorisch centrum van de hersenschors?
A
Bij patiënt 1.
B
Bij patiënt 2.
C
Bij patiënt 3.
D
Bij patiënt 4.

Slide 10 - Quiz

10. Slangengif kan onder andere de bloedstolling, de werking van het hart of van het zenuwstelsel beïnvloeden. De zwarte mamba gebruikt een gif dat acetylcholine-esterase remt. Hierdoor wordt de neurotransmitter die zich in de synaptische spleet van het motorisch eindplaatje bevindt, niet afgebroken.
Welk effect heeft het mamba-gif op het prooidier? Hoe wordt dat effect verklaard?
A
Spiercontractie, doordat de receptor voor de neurotransmitter op de spiercel geblokkeerd blijft.
B
Spiercontractie, doordat de receptor voor de neurotransmitter op de spiercel gestimuleerd blijft.
C
Spierverlamming, doordat de receptor voor de neurotransmitter op de spiercel geblokkeerd blijft.
D
Spierverlamming, doordat de receptor voor de neurotransmitter op de spiercel gestimuleerd blijft.

Slide 11 - Quiz

Welke hormonen maakt de hypofyse (door stimulans van releasing hormonen)?

Slide 12 - Question ouverte